China is voor Windesheim een interessant land voor stages, zoals voor de mwd-studenten die afgelopen half jaar sociaal werk deden in Chengdu, Being en Chongquin. Hun docent John ter Horst omschrijft het als ontwikkelingswerk doen in een ontwikkeld land.
Het eerste wat opvalt aan China is de enorme economische groei. Natuurlijk lezen we erover, maar als je daadwerkelijk in een van die miljoenensteden staat, dan val je om van verbazing. New York lijkt er een doodgewone provinciestad bij. Aan de andere kant, het is ook een ontwikkelingsland. Het platteland is snoei arm. Pas sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw bestaat iets wat ze sociaal werk noemen. Mao had namelijk niet zoveel op met sociaal werkers en zag ze als luizen in de pels die misstanden in het communistische ideaal konden bedreigen. Hoe anders is dat in Nederland, waar sociaal werkers juist als communistische luizen in de pels worden beschouwd, die misstanden in het kapitalisme bloot kunnen leggen.
Hoe dan ook, het sociaal werk is er nu wel, onder de communistische naam ‘Public administration’ en het krijgt steeds meer geld van de Partij tot zijn beschikking. Dat moet ook wel, want ook de sociale misstanden zijn er nog. De kloof tussen arm en rijk. De vergrijzing. Plattelandsmigranten. Bacteriële ziekten. Smog. En ook het vrijuit kunnen spreken is nog steeds een moeilijk dingetje in China (hoewel dat ook wel geldt in sociaal ontwikkelde landen). De MWD studenten moesten in opdracht van de Arnhemse organisatie ChinaPlus werken als opvoedondersteuners in Chinese middenklasse gezinnen. Hun taken waren het geven van Engelse les, het aanleren van Westerse normen en waarden (veel jonge Chinezen willen graag in het Westen studeren later) en het maken van opvoedkundige plannen.
De eerste ervaringen van mijn studenten zijn gemengd positief. De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat niet iedereen het half jaar heeft volgemaakt. Tuurlijk. Het weer is goed. Het voedsel is heerlijk. De cultuur is fascinerend. Maar er is ook een keerzijde. De Chinezen zijn in eerste instantie stug. De bureaucratie ook. De werkdagen zijn lang. En de levensader van de hedendaagse jonge student, internet en I-Phone, werkt niet altijd. Kortom, het leven in een stad met vijftien miljoen mensen hutje mutje op elkaar, en soms periodes zonder contact met het thuisfront, is niet voor iedereen weggelegd.
China is een land voor doorzetters. Avonturiers die willen pionieren. Onze sociaal werk studenten komen immers in een wereld van uitersten terecht, een ontwikkelingsland in een ontwikkeld land. Een sterk land ook, dat als een van de weinige landen ter wereld geen kind had aan de machtige VOC vloot in de zeventiende eeuw. Maar anders als toen, zijn de grenzen nu wel open en liggen er mijn inziens in China enorme leeruitdagingen voor onze stagiairs en onderzoekers. We hebben hier immers niet te maken met een klassiek arm ontwikkelingsland, maar met het rijkste land ter wereld, dat maar moeizaam aan zijn sociale agenda wil werken. Voor sociaal werkers in spe zou ik zeggen; een prachtige oefening in de zeven oude Griekse deugden. En nu ik er zo over nadenk, misschien zijn deze Griekse deugden ook wel mooie competenties voor ons nieuwe sociaal werk curriculum. Laat ik ze daarom toch maar even noemen: Prudentia (voorzichtigheid), Iustitia (rechtvaardigheid), Temperantia (zelfbeheersing), Fortitudo (moed), Fides (geloof), Spes (hoop) en Caritas (naastenliefde).
MWD-docent John ter Horst organiseert al twee jaar onderzoeksstages voor MWD-studenten in China. Afgelopen zomer bezocht hij de afdeling sociaal werk en de universiteit van Chongquin.