Eenzaam en op kamers? Dan kun je er natuurlijk voor kiezen om een huisdier te nemen. Heb je elke dag iemand om mee te praten en als je geluk hebt, kun je er ’s nachts nog lekker tegenaan kruipen ook.
‘Hij is alvast een beetje aan het puberen’
“Anderhalf jaar geleden ben ik gaan samenwonen met mijn vriend. Hij wist toen al dat er op een dag een hond zou komen, maar zag het in het begin niet echt zitten. Wat ik wel mocht aanschaffen? Twee baardagamen. Ze zijn lastig om te onderhouden, maar omdat ik de opleiding dierenmanagement heb gevolgd, wist ik van tevoren dat het wel goed zou komen. Het zijn slimme beestjes, die je scherp in de gaten houden. Als ik in de keuken sta te koken, kijken ze gezellig mee.
Sinds kort hebben we een puppy: de Mechelse herder Henk. We gaan met hem op puppy-cursus en als ik meer tijd krijg naast mijn studie, wil ik hem bijt- en speurtechnieken aanleren. Het is een echte politiehond, wat heel goed bij me past. Het is natuurlijk een puppy, dus hij is heel erg aan het uitproberen, maar herdershonden zijn heel loyaal naar hun baasje. Hij is gewoon alvast een beetje aan het puberen! Hoewel het ontzettend sterke honden zijn, zit Henk het liefst bij mij op schoot. Wat steeds moeilijker wordt, want Henk is daar nu al te groot voor.”
Monique Petersen (21), eerstejaars sociaal pedagogische hulpverlening
‘Mijn cavia is blij om mij te zien’
“Het leuke aan een cavia is dat ze laten merken dat ze blij zijn om je te zien. Als ik de deur van mijn kamer open, beginnen ze met een enthousiast gepiep door de kooi heen en weer te rennen. Met de deur van de koelkast precies hetzelfde: ze hebben al snel door dat ze dan wat lekkers krijgen.
Mijn cavia’s Bounty en Assepoester geven niet alleen gezelligheid, maar ook een stukje structuur. Dat je je eigen bed een paar weken niet verschoont, is al snel niet zo erg. Dat is toch maar voor jezelf. Maar het cav
iahok vergeten? No way. En als ik dan toch bezig ben, haal ik meteen even een doekje door mijn eigen kamer.
In de zomer wonen mijn cavia’s bij mijn ouders. Mijn studentenkamer is dan niet geschikt voor die arme beestjes. Dat is toch ook gewoon goor, met dit warme weer? Bij mijn ouders worden ze ook goed verzorgd: toen ik een stuk komkommer uit de koelkast van mijn ouders mee naar huis had genomen, kreeg ik al snel een boos app’je van mijn vader. De komkommer was voor de cavia’s.”
Demi de Jong (19), tweedejaars verpleegkunde
‘Hij begint te likken als je ‘m aait’
“Op de website van het dierenasiel had ik een leuke kat gezien. Toen ik daar een kijkje ging nemen leek hij wat minder: hij sprong in mijn nek en begon te kwijlen. Die kat heb ik daar gelaten, maar Puck ging mee naar huis. Een klein zwerfkatje van tien maanden. Het lijkt een stoer beest: het eet kikkers en muizen, wat fijn is in een studentenhuis, want de muizen houden me ’s nachts wakker. Maar zodra er iets voor Puck zijn neus staat wat groter is dan hemzelf, rent hij met een dikke staart naar binnen.
Wanneer je voor het eerst op kamers gaat, is dat best eenzaam. Met Puck erbij is het net iets gezelliger. Nu ik een nieuwe vriend heb, is er een klein probleempje: de kat is doodsbenauwd voor hem. Wanneer mijn vriend hem wil aaien, sprint hij er vandoor. Puck is een stoer mannetje met een klein hartje. Het enige waar ik me aan kan ergeren is zijn gekke tik. Je hoeft hem maar te aaien, of hij begint je te likken. Maar alles is beter dan een kwijlende kat!”
Mirthe Poortinga (21), vierdejaars journalistiek
‘Slecht humeur? Dat maken de honden weer goed.’
“Thuis bij mijn ouders wonen we ruim, waardoor we ontzettend veel dieren kunnen houden. We hebben vier paarden, drie honden, twee buiten- en een binnenkat. Misschien mag ik geen favoriet hebben, maar toch vind ik Jessy, ons bastaardhondje, het leukste dier. Het is een echte knuffelhond, maar kan tegelijkertijd ontzettend speels zijn. Je kunt er alles mee!
Mijn ouders hebben Jessy ergens uit Brabant gehaald. Bij thuiskomst moesten mijn ouders meteen weer weg, waardoor ik in mijn eentje alle tijd had om met Jessy te spelen. Mijn zus en ik hebben hem trucjes geleerd. Zeg je ‘pang’, dan begint hij hard te krijsen en ligt hij met zijn poten omhoog de lucht in. Bij ‘handen omhoog’ komt hij met zijn poten op je armen bij je zitten. Geweldig toch?
Wanneer ik in een slecht humeur ben, vrolijken de honden mij weer op. Je hoeft de deur maar open te doen en ze stormen alle drie tegelijk op je af. En wanneer ik wegga? Dan staan ze in de volgorde van klein naar groot voor het raam te turen.”
Alexander Schrijver (21), vierdejaars bedrijfseconomie
Tekst: Michelle van der Molen
Foto Monique en Henk: Jasper van Overbeek
Overige foto’s: eigen beeld