De kamer staat vol met dozen. Op zich niet heel lastig met een ruimte van twaalf vierkante meter. In het midden van al die dozen staat de grootste sentimentele doos ooit. Ik. Ik kijk om me heen en neem afscheid van mijn vierkante meters, met elk hun eigen stukje betekenis. Verhuizen, waarom voel ik mij daar altijd zo verdrietig bij?
Op mijn zeventiende besloot ik om op kamers te gaan. Het leek mij wel wat: geen urenlange treinreizen meer. Chips als avondeten en opruimen wanneer ik daar zin in had. Of als mijn moeder op visite kwam. Mijn eerste eigen plekje ooit. Het voelde als een overwinning, een grote stap, maar al snel miste ik mama’s gehaktballen. Viel dat even vies tegen, op jezelf wonen. En waar al die knopjes op de wasmachine toch voor zijn…
Ik kom uit een Fries dorpje en kende hier niemand. Het voelde als emigreren en dat werd mij dan ook al snel duidelijk gemaakt. Mama: “Moeten we nu alweer naar het buitenland, we zien je hier nooit meer.” Zwolse medebewoner: “Friesland, ha. Heb je geen internet hè.” Totale gek: “Friesland? Maar je stinkt helemaal niet naar koeien!” Heerlijk. En nu, vier jaar later, voel ik mij een Blauwvinger met een paar Friese bloedvaten. Ik terug naar Friesland? Nooit.
De stad Zwolle heeft mij met open armen ontvangen. En het is dan ook deze stad, waar ik voor het eerst in mijn uppie ga wonen. Zonder huisgenoten. Weg van de smerige studentenkeukens, harige doucheputjes en gebruikte plee’s. Wanneer ik nu naar de pot kijk en een remspoor zie, hoef ik niet meer te raden wie de gelukkige eigenaar is.
Ik laat opnieuw een periode achter mij. Wat als ik het straks nog ga missen? De koelkast die je met z’n tienen moet delen, een huis vol mensen om tegen aan te praten en een leeg pak melk, net wanneer je last hebt van een ongelofelijke nadorst. Ik vouw de laatste doos dicht en kijk om mij heen. Mocht dat gebeuren, dan heb ik altijd Zwolle nog.
MICHELLE VAN DER MOLEN
is vierdejaars journalistiekstudent