Dit weekend heb ik een film gekeken. Ik hoor je denken: applaus, doe ik ook weleens. Maar ik had het dit keer beter niet kunnen doen. Ik was niet ongesteld, de verkering was niet uit en er was niemand dood. Toch huilde ik watervallen. ‘Hachi’, mijn nieuwe Lassie. Nu ben ik een groot fan van dierenfilmpjes, maar dit ging veel te ver. Het voelde alsof mijn eierstokken er letterlijk werden uitgerukt toen ik die arme hond in zijn eentje op het perron zag staan. (Note: Hachi bezoekt trouw elke dag het perron om zijn baasje op te wachten. Maar het baasje was niet meer.)
Mijn mannelijke wederhelft reageerde aanvankelijk iets minder enthousiast op mijn idee om gezellig samen voor Hachi te gaan zitten. Ik citeer: “Ga toch geen film over een hond kijken, ben geen mietje.” Oké. Ik had een oproep op Tinder kunnen plaatsen en naar een man kunnen zoeken die wel meehuilt bij het zien van een zielig hondje, maar aangezien de wederhelft verder echt meer dan heel erg oké is, heb ik mij er maar bij neergelegd en ben ik de film in mijn uppie gaan kijken. Het zette me echter wel aan het denken: waarom huilen wij vrouwen zo graag bij het kijken van een zielige film, terwijl mannen dit soort films het liefst meteen vermijden.
Niet dat ik een antwoord heb op die vraag. Nee joh, ben je gek. Ik heb er ook geen verstand van. Wij vrouwen hebben waarschijnlijk een groter empatisch vermogen, wat er voor zorgt dat we tijdens het kijken van een film onze tranen lekker laten gaan. (En vervolgens ons eigen leven met dat van het hoofdpersonage vergelijken, waardoor er opeens opeens 1001 extra problemen aan ons lijstje worden toegevoegd. Waarom heb ik bijvoorbeeld geen hond?) En mannen? Geen idee eigenlijk. Die kopen een Hachi en gaan er een stukje mee rennen. Gooien met de stok in de hoop dat de hond die terugbrengt en pinken een traantje weg, omdat er zogenaamd een houtsplinter in hun oog belandt. Want ja, hij is toch geen mietje.
MICHELLE VAN DER MOLEN
is vierdejaars journalistiekstudent