Journalistiekstudent Daniël Joe Heemskerk zit liever in de bioscoop dan in een schoolbankje. Deze week bekeek hij: ‘Kong: Skull Island’
Een team van wetenschappers en avonturiers reist naar een prachtig onbewoond eiland. Maar daar worden ze geconfronteerd met mega-aap King Kong. Plotseling verandert hun onderzoeksmissie in een spannende overlevingsmissie.
Prachtige film?
Nou, dat zijn vooral in de special effects en het natuurschoon. Het verhaal is hetzelfde als altijd, maar de vormgeving is prachtig. Skull Island ziet eruit als een tropisch paradijs, en de mega-aap is om bang van te worden. Ook is er gelet op de kleine details. In een helikopter staat bijvoorbeeld een poppetje van president Nixon, die heftig met zijn hoofdje begint te schudden als er gevaar dreigt.
President Nixon?
Ja. De film speelt zich af in 1973, na het einde van de Vietnamoorlog, en staat vol met verwijzingen naar die tijd. Het voelt af en toe zelfs aan als een heuse oorlogsfilm, bijvoorbeeld wanneer de groep avonturiers met hun geweren over het eiland lopen. Dat is tegelijkertijd ook jammer, want het geeft een heel andere sfeer die er nét niet bij past. Je verwacht dat ze elkaar overhoop komen schieten.
Waarom dan toch zien?
Hij is gewoon ontzettend mooi, en King Kong is een fantastisch monster. Zo nu en dan krijg je zelfs te doen met die arme aap. Vooral als je doorkrijgt dat hij de laatste van zijn soort is. Heb je nog geen ervaring met King Kong? Kong: Skull Island is een ideale instapper.