Op mijn achtste dacht ik dat ik mijn toekomst perfect had uitgestippeld: als ik ergens begin twintig zou zijn, dan had ik een man, een huis en kindjes. Op dat moment vond ik zeven wel een mooi getal. Zeven poppen waren namelijk makkelijk te handelen, maar het beeld van zeven huilende etters die zich ergens door mijn lichaam naar buiten persen, kan ik nu niet meer verdragen. Ik heb nog wel een beetje eerbied voor mijn punani.
Nu ben ik ergens begin twintig. En als ik terugdenk aan die onschuldige droom over het ultieme huisje, boompje, beestje-idee, krijg ik spontaan een zenuwinzinking. Het achtjarige meisje droomde van een huis met twee verdiepingen, maar de twintiger in mij is al dolblij met twee aparte kamers. Mijn droomhuis bestaat op dit moment uit een kleine studio met eigen tuin. Je kunt je er de kont net keren, in de gedeelde wasmachine moet elke keer een euromunt en mijn ‘villa’ is gekoppeld aan de gehorige kamers van studenten. Ammehoela, ik ben zelf nog een student. Ik leef van ome DUO en voel me straalgelukkig wanneer ik naar mijn eigen, dertig vierkante meters kijk.
En dan heb ik nog niet eens gehad over die droomman die ik dacht te ‘hebben’. Het ultieme plaatje. Totdat ik ouder werd en ontdekte dat het ultieme plaatje begint bij jezelf. Dat de liefde een aanvulling is, in plaats van een invulling. Na elke mislukte liefde begint het drama opnieuw: is er dan niemand perfect voor mij? Terwijl het misschien handiger is om je af te vragen hoe je perfect kunt zijn voor jezelf. Geen betere levensles dan een gebroken hart.
Wat mijn punt is? Als klein meisje dacht ik dat het hele leven al voor mij was uitgestippeld. Dat er leefregels waren, dat je je leven hoorde te leven zoals de ‘volwassenen’ dat deden. Maar hoe meer verjaardagen, hoe meer ik besef dat die volwassenen van vroeger ook maar wat deden. Nothing will ruin your twenties more than thinking you should have your life together already. Man, ik kom net kijken.
Michelle van der Molen
is vierdejaars journalistiekstudent