Pedagogiekstudente Eline Visser loopt stage in Nieuw-Zeeland, bij een welzijnsorganisatie. Voor win’ doet ze verslag van haar belevenissen.
Afgelopen week heb ik iets gedaan wat ik nog nooit eerder gedaan had. Ik heb samen met mijn Nederlandse huisgenootje een wandeltocht van twintig kilometer gemaakt waarbij we een berg beklommen. Van tevoren wisten we dat de ‘Tongariro Crossing’ zes tot acht zou duren en best pittig zou worden.
Om 04.45 uur ging de wekker en om 06.15 uur zouden we vertrekken, met een shuttle-bus naar het beginpunt van de tocht. Toen we daar aankwamen, kwam de zon net op. Het eerste uur ging verbazingwekkend makkelijk en ik was er al snel van overtuigd dat mensen de zwaarte van de tocht overdreven hadden.
Dat had ik even verkeerd ingeschat. Een uur later was ik gesloopt. Als twee gehaaste Nederlanders renden we de steile helling op en al snel kwamen we er achter dat dit niet de juiste manier was. Nu snapten we waarom de rest van de mensen langzaam omhoog klom. We hadden moeite om normaal te kunnen ademen en moesten letterlijk even een stapje terug nemen.
Toen we eenmaal het goede ritme onder de knie hadden, was de rest van de tocht goed te doen. We ontmoetten een Duits meisje en twee Belgische jongens, waar we verder mee gewandeld hebben. Leuk om weer even nieuwe mensen te ontmoeten en andere gesprekken te hebben.
En dan besef je ook opeens weer: wat is de natuur in Nieuw-Zeeland toch extreem! Soms ben ik zo gewend aan het leven hier, dat het normaal wordt. Dan vergeet ik dat ik aan de andere kant van de wereld ben. Op zo’n moment besef ik weer even hoe dankbaar ik ben voor deze kans en hoe mooi Nieuw-Zeeland is. Wauw!
Ik heb nog dagenlang kunnen nagenieten van deze tocht. Het is namelijk niet zozeer het beklimmen van de berg, maar voornamelijk het afdalen dat pijnlijk is. De volgende ochtend lag ik dus ziek op bed, maar de tocht was het zeker waard!