De leukste studentenhuizen van Zwolle
Knetterende feestjes, koffie bij de buurvrouw en elke dag de frituur aan. Studenten over waarom juist hún studentenhuis zo leuk is. ‘Het is hier net een café.’
‘Spontane feestjes op het balkon’
Patrick Schrijver (24), vierdejaars human resource management en Jeremy Post (24), eerstejaars pabo, wonen aan de Vismarkt in het centrum. Het huis telt elf kamers.
Patrick: “We wonen in een levendige straat. De spontane feestjes ontstaan bij ons op het balkon. Dan gaat de escalatiemix aan en is het gekkenhuis. Hitjes van Nederlandstalig tot aan Britney Spears, met tussendoor het geluid van een toeter. Bij het horen van de toeter ben je verplicht een grote slok van je drankje te nemen. Toeristen maken foto’s van de dansende menigte en wildvreemden worden uitgenodigd om een biertje mee te drinken.”
Patrick: “Als je in dit huis komt wonen heb je er meteen een nieuwe vriendengroep bij. Wanneer je thuiskomt en zin hebt in gezelligheid loop je een rondje door het huis om te kijken wie er thuis is.” Jeremy: We kunnen ook bij elkaar op de bank hangen zonder iets te hoeven zeggen. En als we even alleen willen zijn, kan dat ook. Niemand die dat persoonlijk opvat.”
Jeremy is de schoonmaaknazi van het huis: “Ik zit iedereen achter de broek wanneer er niet wordt schoongemaakt. In de zomer was iedereen op vakantie en stond er in de keuken nog een vuilniszak met etensresten.” Patrick: “Oh, de fruitvliegjes! Dat was bizar. Een week later zag het zwart van de fruitvliegjes. Miljoenen. De achterkant van de keuken was gewoon niet te zien. We hebben de vliegjes proberen te bestrijden met een bus deo en een aansteker, maar het mocht niet baten.” Wat uiteindelijk heeft geholpen? “Vijftig bakjes met witte wijnazijn en afwasmiddel.”
‘Panterjas en sokken in badslippers’
Melanie van ’t Zand (20), derdejaars verpleegkunde, woont met vier andere meiden en Albert de Vries (23) in een studentenhuis aan het pleintje in Assendorp.
Melanie: “In dit huis zijn we heel makkelijk. Er is altijd wel iemand die voor de hele groep wil koken of zin heeft om te stappen. We nodigen vrienden uit, die het dan ook meteen met elkaar kunnen vinden. Eén persoon meer of minder maakt hier niet uit: we schuiven gewoon alle tafels aan elkaar om een woonkamer –gevoel te improviseren. Laatst waren we op zoek naar een grote glazen kom om sangria in te maken, dat werden twee bloemenvazen. Simple as that.”
Albert: “Deze locatie is ook fantastisch. Op het plein hier in Assendorp is altijd wel muziek of een feestje en met de feestdagen zitten we middenin de gezelligheid. Er is hier altijd wel iets te beleven.”
De meiden hebben leuke bijnamen voor elkaar bedacht. Melanie: “Ze noemen mij Goofy, omdat ik vaak zo onhandig ben. De rest van de bewoners heten bijna allemaal Swieber, omdat we er soms bijlopen als zwervers. We hebben wel een schoonmaakrooster, maar daar zijn we niet heel precies mee. De afwas laten we soms voor iemand anders staan.”
Albert: “Toen ik hier voor het eerst voor de deur stond, dacht ik letterlijk: waar ben ik beland? Stond ik dan met mijn pa, in een net bloesje, terwijl Elles, één van de bewoonsters, in de deuropening stond. Ze had een panterjas aan, sokken in haar badslippers, de huiskat aan de riem en een sigaret in de mond.” Melanie: “Iemand moet wel open minded zijn om bij ons te kunnen wonen. Je hoeft niet elke avond met ons te eten, maar als je geen humor hebt, houd je het hier nog geen seconde vol.”
‘Elke dag een kopje thee met de meiden’
Lieke Brandwacht (21), tweedejaars maatschappelijk werk en dienstverlening en Marilyn Pappalardo (22), tweedejaars bedrijfskunde MER, wonen in een studentenhuis in de Van Karnebeekstraat met maar liefst vijftien kamers. Op de twee bovenste verdiepingen (waar zij wonen) is het meeste te beleven.
Marilyn: “Met z’n achten zijn we één familie. We sporten samen, doen de boodschappen en hebben een wandelclub opgericht. Met de meiden drinken we eigenlijk elke dag wel een kopje thee.” Lieke: “Dat is het fijne aan dit huis. Als je ergens mee zit of iets kwijt wil, dan is er altijd wel iemand bij wie je even langs kunt. Tijdens de tentamenweken zijn we elkaars grootste steun.”
Het huis ligt op loopafstand van het station en het centrum. Lieke: “Het is gewoon ideaal. Als we iemand over de vloer krijgen, hoeven we diegene niet eens op te halen.” En het is maar vijf minuutjes fietsen naar Windesheim. Marilyn: “Als mijn klasgenoten in de trein zitten, lig ik nog op bed. Mijn wekker gaat vijfenveertig minuten voor de les begint.”
Toch is niet alles rozengeur en maneschijn. Lieke: “Af en toe hebben we muizen. Afgelopen zomer heb ik bijna elke nacht in de kamer van Marilyn geslapen, omdat ik wakker werd gehouden door een muis. Ik had allemaal vallen gezet, maar daar trapte hij niet in. Een huisgenoot vond er eentje in een vuilniszak en heeft hem doodgeslagen. Dat was vast dé muis, want sindsdien heb ik er geen last meer van gehad.”
Marilyn: “En alles aan dit huis is oud. Als je loopt, kraakt het aan alle kanten en de muren zijn flinterdun. Je kunt niet stiekem een jongen mee naar huis nemen, dan is iedereen meteen op de hoogte.”
Met z’n achten delen ze één badkamer. De rij voor de douche wordt volgens Lieke heel makkelijk opgelost: “Als we tegelijk naar de badkamer lopen, kijken we elkaar aan en beginnen we te rennen. Wie er het eerst is.”
‘Het is hier net een café’
Drie derdejaars journalistiekstudenten in één huis, dat vraagt om problemen. Diego Kemps (19), Luuk Wesselo (21) en Adriaan Andre (18) wonen in een gezinswoning boven de Jumbo in Zwolle-Zuid.
Diego: “We lopen naar beneden voor de boodschappen en het eten staat binnen een halfuur op tafel. Dat is het handige aan dit huis.” Luuk: “Iedereen heeft zo zijn specialiteiten. Diego is de pastaman en ik maak meestal iets Oosters, met rijst. Je kunt het in één pan gooien en het is niet duur. Bij Adriaan zijn we nog niet helemaal achter zijn kookkunsten gekomen.” Adriaan zelf denkt dat hij gezonder eet sinds hij op kamers woont. “Bij mijn ouders staat vaak de frituurpan aan. Hier hebben we altijd fruit in huis”. Ook drinken de jongens thuis niet zoveel bier. Diego: “Dat gebeurt wel in de stad.”
In de wijk wonen bijna geen studenten, maar vooral gezinnen en alleenstaanden. Diego: De keer dat ik een feestje hield, stond de politie binnen no time voor de deur met een waarschuwing. We hadden wel een idee bij wie de waarschuwing vandaan kwam, maar diegene is zelf niet bij ons aan de deur geweest om te vragen of de muziek wat zachter kon. Ook de huisbaas werd gebeld, waardoor we nu wel een beetje braver zijn geworden. Bang voor de buren…” Luuk: “Maar als je zelf een keer vroeg wil slapen, dan is het hier ook muisstil. Die luxe heb je in Assendorp niet.”
Diego: “Met vrienden samenwonen is echt een voordeel. Er zit bij ons geen filter tussen: we kunnen alles tegen elkaar zeggen. Je bent elkaar weleens beu, maar dan trek je je terug op je kamer.
Luuk: “Een meisje zou hier niet passen. We zijn veel te makkelijk. Vorige week stond de kerstverlichting hier aan, ik was aan het darten, Diego zat een beetje op zijn gitaar te raggen en Adriaan keek voetbal. Het was hier net een café.”
Tekst: Michelle van der Molen
Foto’s: Jasper van Overbeek