Anne van de Weg, student Master of Educational Needs, is gek op rugby en het leven er omheen. Ze doet verslag van haar wilde belevenissen op (en naast) het rugbyveld.
Zondagochtend. Ik zit thuis, zuchtend boven mijn full-English-breakfast. Waarom?! Waarom wilde ik dit ook alweer? Na drie rondes toiletbezoek door de zenuwen die op mijn darmen zijn geslagen (de zogeheten ‘zenuwpoepjes’) en hartkloppingen in mijn keel, is het tijd om richting de club te gaan. Ik stiefel de kantine binnen in mijn baggy trainingsbroek en XL-hoody. De heren, allemaal strak in witte blouse en blauwe stropdas, begroeten me: “Zo An, lekker uitgeslapen voor de wedstrijd zie ik?”
In de kleedkamer is het vechten om een passend speelshirt. Voordat ik het weet, eindig ik met een zeer onflatteuze maat XL. Als ik mijn armen naast me uitsteek, heb ik genoeg oppervlakte om op de punt van de Titanic te staan en als zeil te fungeren.
We spelen tegen een herenteam uit Groningen en de tweede helft mag ik het veld betreden. Dayne had de eerste helft gespeeld en is zo galant om zijn shirt (maat M) tijdens de rust te willen wisselen met mijn XL. Ik neem zijn shirt aan en voel dat het doorweekt is met zweet. Ik hou mijn adem in en doe het shirt over mijn hoofd aan. Het hangt zwaar en klef om mijn bovenlijf en ik ruik ongedouchte, bezwete rugbyman om me heen. Puur genieten.
Rugbydames kunnen vaak al een bijzondere odeur bij zich hebben: de geur van lang slapen met je mond open in combinatie met het vergeten van deo herspuiten tijdens een stressvolle dag. Dat is al geen pretje, maar rugbymannenzweet slaat alles. De koelkast opentrekken na drie weken op vakantie te zijn geweest en beseffen dat je de brie (die reeds over datum was) vergeten bent weg te gooien. Dat, maar dan keer drie.
Na nog geen vijf minuten spelen, heb ik een break en kan ik zowaar een aantal meters met de bal sprinten. Na een metertje of tien zie ik ineens een harige, grote Groninger op me af komen. Hij stopt niet en ik stop niet en op het moment dat we elkaar raken, bevinden we ons in een soort ‘bodycheck’. Doordat ik de bal voor mijn lijf draag en met het hebben van borsten als voordeel, stuitert de man van me af. De impact daarentegen is stevig genoeg om mijn adem te ontnemen. Ik check of mijn boezem niet naar binnen is geslagen door de klap.
Helaas verloren we nipt. Maar na de wedstrijd wordt er tegen me gezegd: “Lekker gespeeld, pik!” En toen wist ik het zeker: ik had er even bij gehoord.