De deelnemers aan het experiment flexstuderen (vooraf betalen per studiepunt) doen het goed.
Dat blijkt uit een eerste verkenning van de resultaten en de motieven van de deelnemende studenten, uitgevoerd in opdracht van het College. Van de 57 studenten die in september van start gingen zijn er nog 55 ‘actief’. Eén is er uitgevallen en één is er inmiddels afgestudeerd.
De deelnemers zijn evenredig verdeeld over de domeinen. Het voornaamste motief is en blijft financieel: veel studenten kunnen op hun vingers uitrekenen dat flexstuderen voor hen goedkoper is dan het traditionele voltijds inschrijven, omdat ze dan niet het volledige bedrag aan collegegeld hoeven te betalen. Tegelijkertijd spelen andere redenen ook een grote rol.
Bij een kwart van de geïnteresseerden was sprake van een functiebeperking of chronische aandoening. Een op de tien gaf aan verantwoordelijk te zijn voor mantelzorg, een eigen onderneming of noteerde andere structurele persoonlijke factoren. Zaken als een bestuursfunctie of een sportcarrière werden minder vaak als motief naar voren gebracht.
Het onderzoek keek ook naar het effect van afgewezen worden voor (het experiment) flexstuderen. In totaal moest Windesheim bijna 260 studenten afwijzen. Een deel besloot daarop helemaal niet te gaan studeren; tachtig procent startte alsnog voltijds en 17 procent startte deeltijds.
Onderzoeker Mark te Wierik wijst erop dat dit ‘reactiepatroon’ vragen oproept die nader onderzocht moeten worden, als het gaat om het effect van invoering van flexstuderen. Een negatieve invloed op de motivatie lijkt niet direct aantoonbaar. Van de 258 afgewezenen zijn er nog ruim 200 actief studerend, 35 afgestudeerd en 15 (zes procent) afgevallen. (MH)