Auteur Martijn Aslander vindt dat het onderwijs veel te weinig voorbereid is op de technologie die komen gaat. Hij ziet vooral kansen – die docenten moeten grijpen.
Martijn Aslander heeft ooit een hunebed gebouwd. Met stokken, touwen en stenen. Niet iedereen in zijn woonplaats Borger was daar blij mee. Er waren twéé actiecomités die hem wilden tegenhouden, vertelde hij. Maar Aslander kreeg ook zó veel medewerking dat de hunebed er uiteindelijk kwam. Sindsdien is hij de trotse bezitter van ‘een positief mensbeeld’. Dat mensbeeld komt naar voren in zijn boek Nooit af, dat gewijd aan de ingrijpende technologische veranderingen die op ons afkomen. Eén hoofdstuk daarin gaat over onderwijs. Aslander constateert daarin dat het onderwijs nog steeds hetzelfde doet als jaren geleden en dat het in deze vorm geen toekomst heeft. Dat was voor Mark Boiten reden om Aslander, in het kader van de Inspiratieweek, uit te nodigen voor een lunchbijeenkomst.
Weg met dat diploma
Technologie gaat alles veranderen, zo waarschuwde hij het selecte gezelschap van Windesheimdocenten. ‘Niet alleen onze opvattingen over leren; ook de hele arbeidsmarkt en het hele concept “arbeid” staan op de helling.’ Een van de taken van het onderwijs is de student ‘voorbereiden op de arbeidsmarkt’. Maar wat als deze over een paar jaar niet meer bestaat? En hij zette gelijk even door: wat is een diploma straks nog waard? Een goede linkedin-pagina zegt veel meer. Dus: ‘kappen met dat diplomagedoe!’
Ervaringen delen
Aslander houdt van krachtige uitspraken en hij wist de aanwezigen daarmee te prikkelen, mede dankzij zijn enthousiasme. Hij heeft geen oplossingen ( Ik ben geen goeroe’) maar wijst op wat er komen gaat, en de noodzaak daar nú op in te spelen. Het aarzelende tegenargument dat instituties helaas taai zijn, pareerde hij met de opmerking dat niet het systeem het probleem is, maar de mensen. Die moeten buiten de bestaande paden (diploma, minor) denken, en buiten de bureaucratie treden. ‘Je moet gewoon iemand hebben die het doet’. Hij kwam een voorbeeld uit zijn eigen praktijk, de oprichting van een alternatieve politieopleiding (de schaduwacademie’) waarbij hij op zoek gaat naar deskundigen uit alle delen van de samenleving die bereid zijn om hun kennis (gratis) over te dragen aan de politie. Die brengt hij vervolgens in contact met leergierige agenten. Een docent is wat hem betreft nu eenmaal niets anders dan iedereen die praktische kennis heeft en dat over wil dragen. De aanwezigen wierpen tegen dat dergelijke uitwisselingen ook op Windesheim plaatsvinden, en wilden weten wat zijn beeld was bij het hoger onderwijs. Dat bleek redelijk somber (en vooral gebaseerd op de Hva). Hij zag dan ‘veel docenten die van alles vertellen maar geen aansluiting hebben bij de huidige werkelijkheid en technologie.’
Eerlijkheid duurt het langst
Even later bleek dat deze onkunde veel breder voorkomt. Aslander: ‘Nederland Kennisland? We weten niet eens wat kenniswerk is, laat staan hoe we dat moeten organiseren. Iedereen heeft een computer maar vrijwel iedereen heeft geen benul wat daar allemaal mee mogelijk is. Werknemers, managers, de top van het bedrijfsleven: ze zijn totaal niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van digitale vaardigheden.’ Het probleem is (aldus Aslander), dat we niet willen zien dat alles verandert. We houden ons liever vast aan schijnzekerheden, zoals het diploma: ‘Die schijnzekerheden, daarover moet een open en eerlijk gesprek komen. Je kunt technologie niet negeren – maar dat doen we dus wel.’
Geld
Wat hem drijft? Die vraag bracht hem uit zijn evenwicht. Nee, hij heeft niks met ideologie. Dat onderwerp vond hij ‘vreselijk ingewikkeld’. Hij heeft wél een positief mensbeeld én een groot vertrouwen in het vermogen van de mensheid om problemen op te lossen. Een enkele opmerking over de naderende ondergang van onze planeet schudde hem wakker: het gaat helemaal niet slecht! Er is weer zalm in de Rijn, de zure regen is verdwenen en ja… het CO2-vraagstuk, daar moeten we aan de bak. Plastic soep (hij ging nog even door) was hoofdzakelijk afkomstig uit tien rivieren die allemaal niet in het Westen liggen. En toen die laatste opmerking op bezwaren stuitte (wij hier profiteren van de milieuschade daar), wees hij op de relativiteit van het begrip armoede: een groot deel van de armsten op deze aarde beschikt over een smartphone en zijn daarmee al véél rijker dan ‘wij’ twintig jaar geleden. Geld zegt niet alles.
Daarmee werd het hoog tijd om terug te keren naar het thema onderwijs. Wat was, zo werd hem gevraagd, de taak waar Windesheim voor staat? Zijn antwoord: ‘hoe kun je een hogeschool onafhankelijk en unstoppable maken? Want stel nu eens (meer hierover in zijn komende boek) dat de huidige economische groei slechts het gevolg is van een ‘tijdelijke massahysterie’ en de economie straks weer ineenzakt en het onderwijs fors moet bezuinigen? ‘Dan kun je maar beter onafhankelijk zijn van die geldstroom. Dan kan niemand je nog wat maken.’ Dan komen de docenten weer aan de macht, beloofde hij, en kunnen we afscheid nemen van al die bestuurders. Aslander: ‘Onderwijsbestuurders, dáár moeten we vanaf! Dat is waar het mij om gaat.’
Gelukkig kwam op dat moment Mark Boiten binnen om de gast te bedanken, en een flesje wijn te overhandigen. (MH)
Er zijn 1 reacties op «‘schoolbestuurders, daar moeten we vanaf!’»