Afstandsleren is geen wondermiddel maar het kan wel een uitkomst zijn. En voor docenten is het een leerzame uitdaging.
Waarom zou je altijd ‘op school’ moeten zijn? Zou het leren niet veel leuker, flexibeler en efficiënter worden wanneer je dat geheel of gedeeltelijk thuis zou kunnen doen? En als je al een baan en carrière hebt, kan je werkplek, je bedrijf of werkgever, daaarnaast geen nuttige ‘leerplek’ zijn? Het antwoord op al deze vraag heet ‘afstandsleren’ of ‘flexibel leren’. Bij LVO-opleidingen en bij het domein gezondheid en welzijn is die aanpak heel gewoon. Andere zijn net ingestapt; bij weer andere, zoals journalistiek, lijken de mogelijkheden nog erg beperkt. Het vergt in elk geval een nieuwe manier van lesgeven – en geen overspannen verwachtingen.
Afstandsleren werd ooit verwelkomd als de nieuwe onderwijskundige revolutie. Het internet zou het leven van de student en de docent overhoop gooien! Stiekem werd daarbij gedacht dat afstandsleren goedkoper zou zijn en dat het de werkdruk van docenten zou verminderen. Anneke Smits van het Lectoraat Onderwijs Innovatie en ICT, die ooit promoveerde op dit onderwerp, gooit daar graag koud water overheen: ‘Het levert geen bezuiniging – als je het tenminste goed wilt doen. En de begeleiding van studenten is, naar mijn ervaring, minstens zo intensief als bij het “gewone” onderwijs. Ik denk, als je reëel bent, dat afstandsleren zelfs iets duurder is dan gewoon studeren; er moet veel aandacht besteed worden aan de online leermaterialen en het vergt intensieve docentbegeleiding.’
Marketingslag
Bij de opleiding bedrijfskunde is men vorig jaar gestart met de variant “flexibel leren”. Daarbij volgen de deeltijdstudenten ‘gewone’ vakken op Windesheim maar wordt ook gekeken naar de ervaring die ze op de werkplek hebben opgedaan. Dat vereiste enig “omdenken”, legt docent Marjolein Achterkamp uit: ‘We zijn al vier jaar bezig met flexibilisering maar daarbij bleven we eerst te veel denken in termen van vakken. Daarom besloten we om de opleiding van de andere kant te bekijken, vanuit de praktijk, en zijn we gaan werken met leeruitkomsten. Die worden door ons vastgesteld, maar op basis van de praktijk. En dan zó dat studenten een diploma krijgen dat voldoet aan de CROHO bedrijfskunde.’
De eerste instromers bleken behoefte te hebben aan intensieve begeleiding, vertelt haar collega Robin Veltman: ‘We zijn gestart met vijfentwintig studenten en wat je ziet is dat deze studenten veelal een beperkte praktijkervaring heeft. Vaak hebben ze een tijd lang niet gestudeerd en daardoor behoefte aan begeleiding, om weer te wennen aan het studeren. We hebben daardoor extra contacturen moeten inlassen.’ Inmiddels wordt het curriculum in snel tempo ontwikkeld. Veltman: ‘Volgend jaar september moeten we in staat zijn om alles aan te kunnen bieden. Waar we naartoe willen, zijn meer studenten met enkele jaren praktijkervaring, waarvan we denken dat ze de opleiding niet in vier maar in anderhalf, twee jaar kunnen afronden. Zodra het programma gereed is, gaan we in die richting een marketingslag gaan maken.’
Gewoon gezellig
Over een paar jaar willen ze graag een instroom van rond de vijftig. Achterkamp: ‘Uiteindelijk gaan we natuurlijk de kant op van modulair onderwijs. En dan wordt het belangrijk om een evenwicht te vinden tussen persoonlijke begeleiding en de mogelijkheid om hier maar korte tijd aanwezig te zijn. We willen een warm nest bieden waar studenten óók gemakkelijk in en uit kunnen vliegen. De docent wordt daarmee meer een coach; sommige vinden dat prettig, andere hebben meer met de traditionele “kennisoverdracht”. We moeten die beide vaardigheden in de opleiding tot zijn recht laten komen.’
Veltman, docent bedrijfseconomie, schetst de voordelen van “op afstand” lesgeven: ‘Ik heb al mijn colleges online gezet, samen met andere filmpjes. Ik vertel de studenten dat ik tijdens de werkcolleges niet de stof ga herhalen maar dat ik dan inga op specifieke vragen. Bedrijfseconomie is zo’n vak waarbij een deel van de studenten het heel lastig vindt, en de rest vindt het juist heel makkelijk. Die eerste groep verschijnt op de werkcolleges en daar kan ik dan heel gericht aandacht aan geven.’ Achterkamp denkt dat de keuze “naar school of niet” niet zozeer ingegeven wordt door iemands karakter als wel door omstandigheden: ‘We hebben geplande bijeenkomsten om de twee weken op dinsdag. Een deel vindt dat voldoende; andere zijn hier elke week. Ze komen omdat ze op hun werkplek, of thuis, niet aan studeren toekomen – of gewoon vanwege de gezelligheid.’ Na die “marketingslag” kan dat wel eens anders worden: ‘Dan krijgen we mensen die dankzij hun praktijkervaring al dicht op hbo-niveau zitten. Ze weten waarschijnlijk heel goed wat ze willen, ze zijn kritisch. Hoe begeleid je dat soort mensen? Dat wordt een interessante uitdaging.’
Niet meer wegduiken
Anneke Smits is verbonden aan de Master Educational Needs – en merkt daar nú al een interessant effect op de docenten. De afstandsstudenten voeren samen online opdrachten uit en communiceren hierover gedurende anderhalve week. De docent participeert in de uitwisseling en modereert. Kenmerkend is dat het leerproces van individuele studenten op die manier zichtbaarder is dan bij het gewone onderwijs. Smits: ‘In de klas kun je wegduiken, opgaan in de massa. Online lukt dat niet. De resultaten zijn dan ook beter.’
Het is wennen voor de studenten én de docenten. Begeleiding en interactie zijn cruciaal: ‘Met name voor de docenten zijn er veel do’s en don’ts. Bij online interactie moet je heel voorzichtig zijn. Een schijnbaar onschuldige opmerking kan helemaal verkeerd vallen. En je moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat je aan iedereen voldoende aandacht schenkt. Afstandsleren vraagt dat je met hart en ziel inzet voor de begeleiding van studenten. Je leert ook om studenten écht in de gaten te houden. En dan merk je dat een e-learning docent, wanneer hij weer voor de klas staat, heel anders gaat lesgeven. Met meer aandacht voor de leeractiviteit van de individuele student.’
‘Echt blij met de mogelijkheid’
Voor mij geeft afstandsleren een mate van vrijheid om datgene te doen op de momenten wanneer het jou het beste uitkomt. Ik werk als docent Duits en heb een gezin. Een studie als deze vraagt dan ook wel wat van je doorzettingsvermogen. Ik besteed toch zeker veertig uur per week aan studeren. Ondanks dat het wat van mijn sociale leven vraagt, ben ik echt blij met de mogelijkheid. Het enige nadeel is dat je veel lesstof zelf moet uitpluizen. Bij een reguliere voltijdstudie wordt dat in een college uitgelegd, maar bij afstandsleren sta je daar in zekere zin alleen voor.
Cora Blomjous (47)
vierdejaars lerarenopleiding Duits (afstand)
‘Leren, werken én zorgen’
Ik al een achtergrond in zorg en welzijn, maar wilde iets anders proberen. Zo ben ik deze opleiding ingerold. Ik moest dus van voren af aan beginnen maar nu kan ik blijven werken én zorgen voor mijn gezin én een
opleiding volgen.
Moniek van der Weide (37)
derdejaars lerarenopleiding biologie (afstand)
‘Docenten geven mij de ruimte niet’
Voor een journalist in opleiding is werkervaring echt ontzettend belangrijk. Tijdens de opleiding krijg je daar heel weinig vrijheid voor, daarom ik neem ik voor mezelf die ruimte. Ik neem zelfs eventuele studievertraging voor lief. Ik ga ook vaak het gesprek aan met docenten, of ze het curriculum wat meer kunnen loslaten. Ik doe naast mijn studie namelijk ervaring op waarmee ik ook gewoon journalistieke leerdoelen kan behalen. Ik vind het vervelend dat docenten mij daar de ruimte niet voor geven.
Jeroen van Bruggen (29)
tweedejaars journalistiek
‘Toch niet gekozen voor afstandsleren’
Mijn opleiding bestaat deze periode uit negentien uur les en zestien uur stage. Veel praktijk dus, maar lang niet zoveel als bij een afstandsopleiding. Toch heb ik niet voor afstandsleren gekozen want ik moet echt nog leren hoe je contact kunt leggen met leerlingen. Die sturing krijg ik juist bij een reguliere voltijdstudie.’
Owen Lubbertsen (23)
tweedejaars lerarenopleiding economie
Tekst: Marcel Hulspas
Kaders: Ron Mauer
Illustraties: Judy Ballast