Terwijl ik mijn groep deeltijdstudenten sta uit te leggen hoe de prikkelverwerking verloopt bij jonge kleuters, zie ik vanuit mijn ooghoeken één van mijn studenten zijn telefoon grijpen. Hij begint verwoed te typen. Ik kijk naar hem en zeg met opgetrokken wenkbrauwen: ‘jij maakt wel heel enthousiast aantekeningen op je telefoon’. Hij blikt kort naar mij omhoog en zegt al typend: ’oh ik maak geen aantekeningen hoor, maar ik doe iets dat ook heel leerzaam is – ik heb een discussie met mijn vrienden over vluchtelingen’. ‘Gelukkig’, zeg ik sarcastisch, ’want als het niet leerzaam was geweest dan had ik je vriendelijk verzocht de ruimte te verlaten’. Hij laat zijn telefoon zakken en kijkt me verbaasd en ietwat uitdagend aan: ‘op de gang, in de hoek??’. ‘Jazeker’, zeg ik tegen zijn verbouwereerde hoofd, ‘exact mijn plan’.
Ik had natuurlijk duizend andere dingen kunnen doen. Ik had het gedrag kunnen negeren, van tevoren alle telefoons kunnen innemen, mijn les zo kunnen inrichten dat hij voortdurend zelf aan de slag zou zijn, ik had zijn vluchtelingen-issue kunnen aangrijpen voor een goed gesprek met de klas, ik had liefdevol kunnen vragen of hij zijn gesprek zou willen afronden omdat ik zo door hem afgeleid raak.
Het was gewoon even het aloude klassieke lesmoment. Het moment waarop je als docent het gevoel hebt dat je een tv bent die aanstaat in een overvolle kamer en waar iedereen af en toe een blik op werpt terwijl ze een boodschappenlijstje maken of een koffiezetapparaat bestellen bij bol.com.
Ineens was daar het moment dat je denkt: waar, o, waar doe ik dit allemaal voor??
En toen was het vakantie en rustte ik eens goed uit en kreeg ik tijdens een winterwandeling mooie ideeën voor een nieuwe les. En ik dacht aan de student met zijn telefoon – en ik wist: die gaat hij vast niet gebruiken in deze leuke les. En anders moet hij deze column lezen. Voor straf. Op de gang.
Paulien van den Burg
is docent pedagogiek in Almere