Windesheim-aanhangers van constructieve journalistiek ergeren zich aan kritiek op de nieuwe stroming. ‘Wij leren studenten om aan de vijf W’s van elk nieuwsbericht een zesde W toe te voegen: Wat nu?’
In de Win’ van 17 januari stond een interview met Jeroen Trommelen van onderzoeksplatform Investico met als kop ‘Wat goed is aan constructieve journalistiek, is helemaal niet nieuw’. Hij uitte daarin stevige kritiek op constructieve journalistiek ofwel ‘cojo’, een van de speerpunten van onze opleiding en een lectoraat binnen het Kenniscentrum Media.
Wij namen als docenten en onderzoekers met verbazing kennis van dit stuk. Niet omdat er kritiek werd geleverd. We hebben Trommelen en zijn kantoorgenoot Thomas Muntz in december juist naar Windesheim gehaald om met ons in debat te gaan.
We zijn wél verbaasd omdat de interviewer, tevens Win’-hoofdredacteur, niet de moeite heeft genomen om het journalistieke basisprincipe van hoor en wederhoor toe te passen. Dan hadden we de bewering van Trommelen dat cojo zich onderscheidt door ‘het aandragen van specifieke oplossingen’ kunnen pareren. Want nee, dat doet cojo niet. Het is niet de taak van de journalist om zelf met oplossingen te komen. Maar het is wel constructief om zijn bronnen ernaar te vragen.
Het is juist die extra vraag die constructieve journalistiek onderscheidt van de klassieke journalistiek. Naar ons idee – en naar het idee van tal van journalisten – is dat goede journalistiek. En jawel, dat is betrekkelijk nieuw. Voorbeeld: in het Basisboek Journalistiek dat opleidingen Journalistiek hanteren staan als basis van elk nieuwsbericht de vijf W’s vermeld: wie, wat, waar, wanneer, waarom. Wij leren studenten hier een zesde W aan toe te voegen: wat nu? Het publiek wil immers ook graag weten waar het nieuws naartoe gaat.
Trommelen spreekt verder van het belang van ,,minder gemakzucht, bétere en diepgaande verslaggeving, eerlijker, faire en evenwichtige journalistiek met inachtneming van meerdere perspectieven’’. Helaas getuigen de vooringenomen vragen van de interviewer niet van deze kwaliteiten. Zo wekt hij in een volgende vraag de suggestie dat constructieve journalistiek studenten in de maag wordt gesplitst (‘platgegooid’). Waar hij deze indruk vandaan haalt, wordt niet duidelijk.
Een kwalijker aanname is vervat in de opmerking dat ,,constructieve journalistiek lijkt te zijn voortgekomen uit het idee dat journalistiek ‘positief’ moet zijn omdat ‘negatief nieuws’ de lezers afschrikt’’. Had de interviewer zich verdiept in wat wij onze studenten leren, dan had hij geweten dat wij ons juist afzetten tegen ‘positief nieuws’. Cojo streeft naar een vollediger beeld van de werkelijkheid, niet naar een gekleurd beeld.
Eind 2016 organiseerde Windesheim het eerste wereldwijde congres over constructieve journalistiek, toen nog een stroming in opkomst. Afgelopen maand bezochten we de ‘Global Constructive Journalism Conference’ in Genève. Een congres waar ruim 500 journalisten, onderzoekers en mediamanagers uit 56 landen aan deelnamen. Te zien was hoe grote internationale media als Le Monde, The Guardian en de BBC volop én met groot succes aan de slag zijn gegaan met cojo. Wij zien dat als aanmoediging om voort te gaan op de ingeslagen weg. Daarbij staan we open voor kritiek. Maar dan wel graag gegrond op feiten en niet gemakzuchtig.
Miranda van Dijk, hoofddocent opleiding Journalistiek; Liesbeth Hermans, lector Constructieve Journalistiek; Erik van Schaik, docent Journalistiek; Karel Smouter, coördinator Constructieve Journalistiek