‘We zijn geen criminele tokkies’

Student Guus woont op een woonwagenkamp

Hoe is het om op een woonwagenkamp te wonen? Windesheimstudent Guus Kraus (22) vindt het vooral heel gezellig, met zijn hele familie om zich heen. “Maar er zijn ook veel vooroordelen, die niet kloppen. We zijn heel beschaafde mensen.”

Het liefst gaat Guus hier nooit meer weg. Al sinds zijn achtste woont hij waar hij nu woont: op een kamp in Enschede. Niet in een woonwagen, want vanwege een tekort aan wagens moesten hij, zijn moeder en zus een gewoon huis betrekken, maar wel midden tussen de woonwagens van zijn familieleden. Guus is dol op zijn kamp. Dat maakt het voor de derdejaarsstudent van de lerarenopleiding geschiedenis des te jammer dat er zoveel vooroordelen zijn over ‘kampers’.

Wiet en criminaliteit
“Mensen denken dat er veel wietteelt en criminaliteit is op kampen, maar dat klopt niet. Het was vroeger wel onrustiger, maar die tijden zijn geweest. Mensen denken ook dat we dom zijn. Van die stereotype tokkies die altijd in een joggingspak lopen. Ik loop stage op scholen en als ik op een stageadres vertel dat ik van het kamp kom, zeggen ze: ‘Oh, dat had ik niet achter jou gezocht.’

Ik vind die vooroordelen niet heel erg, maar toch is het gek dat ze er in 2019 nog zijn. Ze kloppen namelijk niet. De nieuwe generatie is niet meer te vergelijken met die van vroeger. Vroeger was er niet veel geld en moesten ze roeien met de riemen die ze hadden. Tegenwoordig hebben we een opleiding, een goede baan en maken we wat van ons leven. En we zijn beschaafde mensen. Natuurlijk zitten er rotte appels tussen, maar op dit kamp heb ik nog nooit criminaliteit meegemaakt.”

Geen kinderfeestjes
Die negatieve associaties met woonwagenkampen hebben vaak gezorgd voor vervelende situaties voor Guus en zijn familie. “Mijn zus werd ooit na een sollicitatie afgewezen omdat ze op het kamp woonde. En vroeger mochten klasgenootjes soms niet bij mij komen spelen. Het maakte hen niets uit waar ik woonde, maar de ouders deden alsof het hier een gangsterbuurt was waar we met geweren rondliepen. Het gebeurde ook vaak dat ieder kind een uitnodiging kreeg voor een feestje, behalve ik. Heel triest was dat. Tegenwoordig neem ik wel vrienden mee; ze zijn volwassen en kunnen hun eigen keuzes maken.”

Guus’ woonsituatie is aanmerkelijk anders dan die van zijn vrienden, die in een woonwijk wonen. “We wonen met een aantal families bij elkaar, waardoor je altijd bekenden of familieleden om je heen hebt. Mijn tante, mijn zus, iedereen waarmee ik ben opgegroeid woont naast me. Omdat je iedereen zo goed kent is de sfeer heel gemoedelijk. We lopen de deur niet bij elkaar plat, maar doen ‘m ook niet op slot. In de volksbuurt waar ik vroeger woonde was dat ook wel zo, maar toch minder.”

Soep voor zieke mensen
De normen en waarden zijn op een kamp ook anders, legt Guus uit. “Zo proberen we ouderen zo lang mogelijk bij ons te houden, tot ze overlijden. Alleen als de familie door omstandigheden echt geen andere keuze meer heeft, brengen we de ouderen naar een verzorgingstehuis. We vinden het belangrijk om zelf die taak op ons te nemen. En we zorgen goed voor elkaar: iemand die problemen heeft wordt geholpen, iemand die ziek is brengen we soep. Dat iedereen je zo goed kent heeft ook een nadeel, want iedereen let op elkaar. En als je heel erg op jezelf bent, is dat lastig. Je kunt best even met rust gelaten worden, maar mensen letten goedbedoeld toch op je.”

Voorzitter van de woonwagenraad
Om mee te denken over allerlei zaken op het woonwagenkamp is Guus lid geworden van de woonwagenraad. “Daar vroegen ze me voor, omdat ik mondig ben. Inmiddels ben ik voorzitter. We vergaderen bijvoorbeeld over de inrichting van het kamp, het groen, de wachtlijsten, de parkeerplekken en de veiligheid. Door in de raad te zitten kan ik iets doen voor mijn eigen mensen.”

Maar ondanks zijn betrokkenheid weet Guus niet of hij voor altijd op het kamp zal wonen. “Binnenkort wil ik op mezelf, en dat doe ik het liefst in een wagen, maar het is maar de vraag of er plek voor me is: dan moet er maar net een wagen vrijkomen. Helaas ben ik dus waarschijnlijk genoodzaakt om eerst buiten dit kamp te gaan wonen, in een ‘gewone’ studentenkamer, en me in te schrijven op een wachtlijst zodat ik later weer terug kan. Maar ook als ik een vriendin krijg, hoeft zij echt niet per se op dit kamp te komen wonen. Misschien verhuis is voor haar wel naar een woonwijk. Mijn zus is ook getrouwd met iemand van ‘buitenaf’. Dat vinden woonwagenbewoners echt niet meer erg: het is de eenentwintigste eeuw.”

Tekst: Silke Polhuijs
Foto: Herman Engbers

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *