Tegenstellingen genoeg in de Nederlandse politiek én de samenleving. Maar moet dat debat doorgaan in de klas? Klaas van der Kolk vindt van wel. Laat maar horen wanneer je iets vindt.
Laat ik duidelijk zijn dat er altijd een mogelijkheid moet zijn voor studenten om, als men het niet eens is met wat er gezegd of geschreven is, dus dat er een leugen wordt verkondigd, een aanklacht in te dienen tegen een uitgever, opleiding of een docent. In eerste instantie is het aan de opleiding om deze signalen op te pakken. Doen zij daar niets mee dan kan men altijd nog officieel aangifte doen. Hier kan toch niemand op tegen zijn, lijkt mij. Of willen we leven met leugens? Maar in de klas of op een school dient er voor student of leerling altijd ruimte om vrijelijk zijn of haar mening en of opvatting te geven. Dat geldt ook voor de docent. Uiteraard binnen de kaders van waardigheid en het doel waarvoor de docent op de rol staat.
Met een politieke uitlating van een docent of student is niets mis, integendeel. Beken maar eens kleur, in plaats van het continue gedraai. Sta eens ergens voor. Het is goed om het gesprek aan te gaan met de student, en als student ook met de docent. Wie heeft er nu gelijk en vanuit welk perspectief? We wonen in een land met burgers die verschillende politieke kleuren hebben, dus ook verschillende standpunten. We leven, gelukkig hoop ik, (nog) niet in een electorale autocratie. Men mag zeggen wat men vindt. Discussiëren in plaats van conformeren van blauw naar groen en van paars naar oranje. Kritisch zijn naar ontwikkelingen in de samenleving en in de politiek, en dat signaleren, is passend bij de rol als docent. We leiden mensen, kinderen van een ander, studenten, op voor de toekomst in de wereld. Daar is het geen vrijplaats van zoetsappig gepraat. Daar zijn ook forse meningsverschillen, dus leer de studenten daar mee om te gaan. Laten we dus niet kinderachtig doen en ons niet binden aan de leiband van ‘de lieve vrede’, welke dat ook moge zijn.
Het ontwikkelen van een mening is fundamenteel. Als ik liberale standpunten heb over het toekennen van bijvoorbeeld subsidies, omdat ik vind dat daardoor een markt wordt vervuild, dan zal ik dat, beargumenteerd, zeker bij een vak als mededingingsrecht, niet onder stoelen of banken steken. En indien een student een andere mening heeft ben ik alleen maar tevreden; laat maar horen waarom men iets vindt. Het is passend bij de ontwikkeling en zeer nodig om de student de mogelijkheid te geven om een mening te kunnen vormen. Maar het kan ook zijn dat ik een wat solidaire uitspraak doe, dus meer gericht op meer overheid en minder markt. Ook hier kan men tegen ageren. En als ik artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek citeer waarin staat; ‘Het kind waarvan de vrouw zwanger is wordt reeds als geboren aangemerkt tenzij (…)’, dan heb ik daar een mening over. Ook al conflicteert dat met andere wetgeving. Of mag dat dan weer net niet?
Weg met de bekrompenheid! Ga met elkaar het gesprek aan en doe niet alsof je alles weet, maar laat de discussie lopen. Met de kanttekening dat er geen leugens worden verspreid. Ga op zoek naar de waarheid en scherp elkaar met woorden.
Lang leve de vrijheid van meningsuiting.
Klaas van der Kolk is docent recht, terrorismebestrijding en cybercrime.