De Centrale Medezeggenschapsraad van Windesheim heeft een nieuwe voorzitter, associate lector Tommy Visscher. Voor hem staat het belang van de studenten voorop. En ook de werkdruk wordt niet vergeten.
Je voorganger, Cor Niks, stapte al na twee jaar op. Kun je uitleggen waarom?
‘Het voorzitterschap vreet heel veel tijd en Cor moest constateren dat hij steeds minder tijd had voor het leukste vak dat er bestaat: lesgeven. Vooral het contact met de studenten schoot erbij in. En dat wilde hij niet. Hij heeft nog geprobeerd om een regeling te treffen maar dat is blijkbaar mislukt. Dus besloot hij het voorzitterschap neer te leggen.’
Wat vind je daarvan?
‘Heel jammer. Het zou niet nodig moeten zijn. Ik vind dat je elke baan hier op Windesheim moet kunnen combineren met het lidmaatschap van de CMR.’
Komt de continuïteit zo niet in gevaar?
‘Gelukkig hebben we Jeanette Breider nog in het dagelijks bestuur, en ook student-lid Daniël van Rijn heeft vele jaren ervaring.’
Wat kan Windesheim van je verwachten?
‘Bij het aantreden van Cor wees de CMR een aantal speerpunten aan waarop ze zich zou richten, los van de gewone overlegagenda voor het overleg met het College van Bestuur. Dat is niet mijn stijl. Ik ben niet van plan zwaartepunten aan te wijzen, te agenderen, die buiten de agenda staan. Althans tenzij de achterban die aandraagt. Wanneer we als CMR horen of zien dat er iets speelt, dat iets belangrijk wordt, kunnen we daar aandacht aan besteden. Wat altijd centraal zal blijven staan is het studentenperspectief: wat betekent dit besluit, deze maatregel voor de studenten? En verder blijven we letten op de werkdruk – maar dat doen we als CMR al heel lang.’
Hoe zou je de stijl van het College typeren?
‘Wat opvalt – en dat hebben we onlangs ook gezegd tegen de Raad van Toezicht – is dat dit College heel erg duidelijk maakt wat het wil en dat de CMR met dit College heel prettig zaken kan doen. We zijn het af ten toe oneens, maar dat is helemaal niet erg.’
Niet erg… het conflict dit voorjaar rond de alternatieven voor de BSA liep toch redelijk hoog op.
‘Wat er toen mis is gegaan, denk ik, is dat het College de CMR heel graag gebruikt om te sparren, om ideeën te lanceren en te kijken hoe we reageren. Dat deed het ook met die plannen. Maar zolang je aan het sparren bent, kunnen leden hun individuele mening geven. Als het dan op het formele overleg aankomt, dan moet de CMR een standpunt innemen namens de gehele raad. Dat is heel wat anders. Ik vermoed dat het College niet altijd het onderscheid meer helder had wat in het kader van sparren is gezegd en wat het formele raadsstandpunt was. Het college dacht dat het dicht bij instemming was, maar dat bleek niet direct het geval.’
Tekst: Marcel Hulspas