Een keer in de zoveel tijd geef ik lezingen of workshops in gevangenissen. Dat zijn meestal bijzondere ervaringen. Vooral als iemand vertelt dat hij veroordeeld is voor moord en normaal gesproken niet meer vrij zal komen. Aan het einde van het vorige jaar trof ik een wat hoopvollere man in een penitentiaire inrichting. ‘Het duurt nog maar twee weken, Eus,’ zei hij. ‘Dan heb ik mijn twaalf jaar erop zitten. En ik ga niets meer doen. Ik heb mijn leven gebeterd.’ We zaten met zijn vijven aan tafel. Hij tilde een versleten bijbel op. Hij had hem geleend in de bajesbieb. ‘Dankzij dit boek weet ik hoe ik een goed mens kan zijn.’ Ik vroeg of ze een brief aan kun kinderen wilden schrijven. Sinds ik vader ben, begrijp ik beter hoe ontwrichtend het voor een gezin moet zijn als een van de ouders plotseling uit het alledaagse leven wordt gerukt – ook al is het zijn eigen schuld. De man die bijna vrijkwam schreef zijn dochter, inmiddels een volwassen vrouw, dat hij ‘alle verloren tijd’ met haar zou inhalen. Hij wilde haar wijze levenslessen leren. Hij hoopte op vergiffenis. In elk geval zou hij nooit meer een regel of wet overtreden.
Begin dit jaar stond hij plotseling tegenover me, in een bibliotheek in Gelderland. Ik moest daar een lezing geven. Hij wilde na afloop een gesigneerd exemplaar van mijn tweede roman. Toen hij voor het boekentafeltje stond, herkende ik iets in zijn hand. ‘Wat heb je daar?’ vroeg ik. ‘Dat is mijn bijbel. Dat weet je, toch?’ Hij kuste het boek. ‘Hierdoor heb ik mijn leven veranderd. Ik werk nu als chauffeur, Eus. Alles is anders.’ ‘Maar dat boek is toch van de bajesbieb?’ ‘Ja.’ ‘Dus je hebt het gestolen uit de gevangenis?’ De punt van zijn tong pingpongde onrustig tegen zijn mondhoeken.
‘Het ging per ongeluk. Ik moet wennen aan mijn nieuwe mentaliteit.’
Ik zei dat hij hem alsnog kon teruggeven. Maar hij was te gehecht aan het boek. Hij deed me denken aan mijn tijd als student. Als ik iets wilde veranderen, moest het meteen gebeuren, zonder uitstel. Anders was het niets meer dan loze praat.