Ze stelde zich aan ons voor: ‘ik ben de casemanager van je moeder’. De rest van wat ze zei kan ik me niet meer herinneren. Ik stond perplex. Mijn moeder is een vrouw van 78 jaar die meer hulp nodig heeft en dus een casemanager kreeg. Voor wie niet weet wat dat is: zo iemand coördineert dan de zorg. Het maakt mij erg verdrietig dat er mensen zijn die mijn lieve moeder een ‘case’ noemen die gemanaged moet worden. Mijn moeder heeft zorg nodig. Meer zorg, en het is belangrijk dat er iemand is die dat coördineert. Maar mijn moeder is geen case. En spreek haar ook niet recht in haar gezicht zo aan.
Nu ben ik een beetje overgevoelig voor taal, daar kan ik ook niets aan doen. Maar taal is niet neutraal. Met taal verander je de wereld. De woorden die je gebruikt hebben invloed op hoe je denkt en hoe je om je heen kijkt. Voor wie vindt dat ik overdrijf: mijn moeder kreeg ook een dossierhouder. Deze dossierhouder had het dossier laten liggen. Dat was jammer, want daardoor moest mijn moeder langer wachten op zorg die ze nodig had. Stel je voor dat de partner van de dossierhouder bij het avondeten vraagt: hoe was je dag? En dan hoort: (lees de volgende zinnen hardop) ‘Ik heb een dossier laten liggen, maar verder gaat het goed’, of: ‘Ik heb een oude vrouw te lang laten wachten op zorg die ze nodig had, maar verder gaat het goed’. Klinkt toch anders, nietwaar?
Het maakt uit welke taal je gebruikt. Hoe je mensen benadert die in alle kwetsbaarheid aan jou zijn toevertrouwd. Daarom hierbij een oproep aan alle studenten en medewerkers van Zorg & Welzijn (en aan iedereen): stop met woorden die van mensen dingen maken, cases of dossiers. Jullie werken niet met aardappelen, stalen buizen of pallets konijnenvoer. Maar met mensen. De meesten van jullie hebben precies daarom die studie of dat werk gekozen.
Laat dat ook maar gewoon horen als jij je voorstelt aan mijn moeder.
Martin Jans is studentenpastor van Windesheim, ArtEZ en KPZ Zwolle