Het introduceren van de bijbehorende nieuwe gebruikersprogramma’s, software en alle onderliggende systemen is altijd weer spannend. We hebben daar in de afgelopen jaren al meer ervaring mee gehad.
Niet-intuïtief
Natuurlijk passen gebruikers zich aan en wordt een systeem voor hen na verloop van tijd toch enigszins werkbaar. Maar intuïtief werken met deze systemen, dat wordt het vaak niet. Telkens weer raken docenten en studenten de weg kwijt. Vooral dat niet-intuïtief zijn baart mij zorgen bij het ontwikkelen van de nieuwe Digitale campus. Niet omdat ik denk dat het een onmogelijke exercitie is. Maar omdat de gebruikers, met name de studenten, er te weinig bij worden betrokken.
Ik ben lid van de centrale medezeggenschapsraad. De studentenleden hebben daar al vaak gevraagd of er studenten betrokken worden bij de ontwikkeling van de Digitale Campus. Maar dat blijkt telkens weer niet goed te lukken. De medezeggenschapsraad krijgt steevast als antwoord “de intentie is er, maar het is lastig”. Ik hoop dan altijd maar dat de vraag van de studenten niet als ‘gezeur’ wordt ervaren. Want ze hebben een punt als eindgebruiker.
Terminologie
Voorlopig ziet het er voor de eindgebruikers nog niet goed uit. Zelfs toen in het overleg over de digitale campus gesproken werd over een terminologie die voor studenten herkenbaar moet zijn, bleek dat daar geen studenten bij betrokken worden.
In mijn ogen kan een eindgebruiker niet snel genoeg feedback geven op dat wat er wordt ontwikkeld. De ontwikkelaars denken blijkbaar: “We hoeven het niet te vragen want we spreken iedere dag studenten. En dan horen we vanzelf wel welke taal ze gebruiken.” Maar ik denk het wél nodig is om studenten te vragen wat zij in dit geval logische terminologie vinden.
Want we willen dat studenten straks intuïtief, met zo min mogelijk klikken, op de juiste plek terecht komen in de Digitale Campus. Dan pas gaat de Windesheimslogan ‘Dichter bij jou!’ echt op.
Cor Niks is docent psychomotorische therapie bij de calo