IPO-student Robert Janssen behaalde een negen voor zijn afstudeerstage. En dat terwijl hij visueel gehandicapt is. Zijn rechteroog is blind en met zijn linkeroog ziet hij maar een paar procent. De opleiding was een schot in de roos.
Als middelbare scholier had Robert Janssen eerst het idee om een mbo opleiding ICT-beheer te gaan doen. ‘Ik ben wel goed met computers en vind het leuk te puzzelen om problemen op te lossen.’ Maar het verliep anders. Het docententeam van de opleiding zag het niet zitten om een slechtziende leerling aan te nemen. ‘Zij dachten dat het hen veel extra werk zou geven. Dat heb ik altijd gezien als een vorm van discriminatie.’ Robert besloot daarop in plaats van het MBO de HAVO te gaan doen via een sprint traject. Een jaar later kwam hij op de open dag van Windesheim terecht bij de IPO. ‘Daar was direct een soort klik.’
Maar producten ontwerpen, is dat niet een enorm ‘visuele’ bezigheid?
‘Ik heb altijd al interesse gehad in hoe dingen werken. Zowel de techniek erachter als de vormgeving ervan. Maar die interesse is gevormd door mijn visuele beperking: ik ben er iets gevoeliger voor wanneer een product, of een ruimte, niet goed doordacht ontworpen is. Een klein voorbeeld: Als de icoontjes op een afstandsbediening niet groot genoeg zijn, niet goed contrasteren met de achtergrond, of geen reliëf hebben, kan ik een apparaat ineens minder goed gebruiken. Dus de opleiding paste helemaal bij me.’
Wat vonden de IPO-docenten van je komst?
‘De houding van het docententeam was in ieder geval een gigantisch contrast vergeleken met mijn ervaring met de ICT opleiding. Voordat ik mij ging inschrijven heb ik een gesprek gehad met de decaan en één van de IPO docenten. De conclusie was dat het waarschijnlijk niet makkelijk zou worden om de opleiding te doen. En dat het vooraf lastig in te schatten was wat voor aanpassingen er nodig waren. Maar ze zagen geen reden waarom ik het niet kon proberen. Bij dit vakgebied hoort dat je in oplossingen en mogelijkheden denkt, dus daar heb ik profijt van gehad.’
Geen enkele wanklank?
‘Een enkele keer had ik een docent die erg sceptisch was over mijn kans van slagen. Één docent heeft zelfs een keer ronduit tegen mij gezegd dat ze niet voor zich zag hoe ik een ontwerper kon worden. Maar de meeste docenten waren open minded, en mijn SLB dacht altijd goed met me mee.’
En waren er grote obstakels?
‘Handschetsen en mechanica zijn twee vakken waar ik, om verschillende redenen, veel moeite mee had. Handschetsen is iets dat erg verweven is in het ontwerpproces voor de meeste ontwerpers. Ik heb echter het probleem dat ik met mijn slechte zicht niet de oog-hand coördinatie heb, en van een afstandje niet genoeg detail op het papier kan zien om een fatsoenlijke tekening te maken. In overleg met de examencommissie en docenten is daarom een alternatief curriculum opgesteld dat een andere invulling gaf aan de leerdoelen van vakken waar handschetsen bij gebruikt werd. Door de toegankelijkheidsfuncties op computers ben ik wel prima in staat om 3D modeleer software te gebruiken. Daarmee heb ik vooral het niet kunnen schetsen gecompenseerd. Toch, ondanks de flexibiliteit van Windesheim en het docententeam, voelde het af en toe wel alsof ik moest bewijzen dat je een ontwerper kan zijn, en iets moois kunt bedenken en maken, zonder te kunnen schetsen.’
En mechanica… je bent niet zo’n bèta?
‘Ik had vooral moeite met mechanica en andere bètavakken door de manier waarop het gegeven wordt. Bètadocenten gebruiken veelal geen PowerPoints waarbij ik op mijn laptopscherm mee kan kijken. Zeker niet bij het uitleggen van berekeningen. Dat doen ze altijd op het bord. Dat was op de middelbare school ook al lastig, maar hoe complexer de stof wordt, hoe meer last ik ervan had. Alle rekenstappen uiteenzetten in een PowerPoint had me misschien wel een aantal onvoldoendes op tentamens kunnen schelen.’
Hoe kon dat worden opgelost?
‘Uiteindelijk kreeg ik bijles van een medestudent die de stof soms nog beter leek te snappen dan de docent zelf. We tekenden alles extra groot uit op het bord, of een A3 vel, en dat hielp enorm. Na zes pogingen, en maximaal een 5 als cijfer geloof ik, haalde ik uiteindelijk bij poging zeven een 8.’
Hoe reageerden medestudenten op het feit dat je dezelfde studie deed als zij?
‘Er werd eigenlijk niet echt op gereageerd. In ieder geval niet wat ik door had. Het enige wat soms iemand zei was dat degene het cool vond dat ik het probeerde. Iedereen die mij ziet werken heeft het wel door, want ik zit met mijn neus tegen mijn scherm aan, en alles is enorm uitvergroot op mijn scherm. Maar weinig medestudenten vroegen er ooit naar. Zelfs niet in groepsprojecten. Ergens vond ik dat ook wel prettig. Ik heb geen enkele moeite om uit te leggen wat mijn beperking is en wat ik wel en niet kan.’
Ik heb begrepen dat je een 9 had voor de afstudeerstage…
‘Technisch gezien heb ik een 8,5 maar op mijn diploma is dat afgerond naar een 9. Ik heb mijn stage heel simpel gevonden in de bedrijvenlijst van Windesheim. Het bedrijf ontwikkeld medische producten. Het leek mij vet om mee te werken aan iets dat mensen echt kan helpen. Ze hadden echter nog geen opdracht uitstaan dus ik had gebeld of ze plek hadden voor een stagiair dat semester. Ik mocht mijn portfolio opsturen en twee weken later had ik een sollicitatiegesprek.’
En hoe verliep dat?
‘Dat begon een beetje ongemakkelijk omdat hun kantoor glazen wanden heeft, waar ik bijna tegen aan liep maar op het nippertje een onhandige ontwijkbeweging kon maken. Maar het sollicitatiegesprek ging prima. Er waren en paar vragen over mijn werkwijze en of er een aangepaste werkplek nodig zou zijn. Het enige wat ik nodig had was een groter beeldscherm en vooral een monitorarm zodat het scherm op de juiste hoogte zit.’
Wordt je vaak geconfronteerd met een reactie van ‘dat kan zo’n jongen toch niet…’?
‘Ik denk dat mensen in het algemeen snel terugschrikken wanneer ze met een gehandicapt iemand te maken krijgen. Docenten zijn daar geen uitzondering op. Het is soms best frustrerend dat je kans van slagen in het onderwijs voor een groot deel afhankelijk is van de docenten die je treft. Ik heb het wat dat betreft vaak goed getroffen. Helaas heb ik ook te maken gehad met docenten die simpelweg niet zitten te wachten op een student met een functiebeperking, want dat vraagt toch om extra tijd en aandacht (denken zij). Het moeilijke is dat er bij elke opleiding beren op de weg liggen wanneer je studeert met een handicap. Nu zijn er ook harde grenzen aan wat er mogelijk is. Ik zal nooit door een pilotenopleiding heenkomen. Maar het actief ontdekken wat wel mogelijk is, en de kansen hiervoor krijgen, is erg belangrijk. Denken in mogelijkheden, en oplossingen zoeken voor obstakels is mij met de paplepel ingegeven. Mijn indruk van de IPO is dat zij dit beter dan gemiddeld ook op die manier benaderen.’
Wat wil je nu gaan doen? Heb je concrete plannen?
‘Op vakantie gaan is nu even geen optie. Maar vakantie vieren kan prima thuis. Ik heb een paar hobbyprojectjes waar ik mee bezig wil. Ik speel saxofoon – dat heb ik sinds corona uitbrak niet veel meer gedaan. Dat wil ik weer oppakken. Veel concrete plannen heb ik verder eigenlijk niet. Ik wil binnenkort beginnen met rondkijken naar vacatures hier in de buurt. Ik hoop werk in Zwolle te kunnen vinden. Door mijn afstudeerstage bij een medisch bedrijf ben ik er achter gekomen dat ik graag aan nuttige projecten wil werken. Ook wil ik graag zowel met het technische en creatieve aspect van IPO bezig blijven. Er bestaat, denk ik, helaas geen functie die aan al die drie eisen zal voldoen. Maar ik ben benieuwd waar ik uiteindelijk zal werken.’
tekst: Marcel Hulspas
foto: Jasper van Overbeek