Ging het met de ratio studenten/docenten op Windesheim jarenlang de verkeerde kant op? Een recent onderzoek suggereert van wel, maar het College van Bestuur denkt te weten hoe dat beeld is ontstaan.
Het afschaffen van de Basisbeurs leverde de overheid miljoenen op. Dat geld zou ingezet worden voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, dat was de belofte. Maar in een serie diepgravende artikelen verschenen in verschillende universiteits- en hogeschoolbladen, laat onderzoeksjournalist Yvonne van de Meent zien dat er van die belofte in elk geval bij de universiteiten weinig is terechtgekomen. Het extra geld is naar alle kanten weggevloeid, en dat met name door de groei van het aantal buitenlandse studenten.
Lees hier het artikel van onderzoeksjournalist Yvonne van de Meent over de ontwikkeling van de student-docentratio.
De grote uitzondering?
De derde aflevering van deze serie, verschenen in februari, bevatte een overzicht van de ontwikkeling van de ratio studenten/docenten aan de universiteiten en hogescholen gedurende de jaren 2014/2019. Daaruit kwam naar voren dat de universiteiten er in die tijd niet in waren geslaagd om die ratio te laten dalen. Met andere woorden, steeds meer studenten moesten het doen met relatief minder docenten. De hogescholen daarentegen waren er wél in geslaagd om die ratio te doen dalen. Het aantal studenten steeg in de periode 2014/2019 met ruim drie procent; het aantal docenten met dertien procent. Maar dat is het gemiddelde; de grote uitzondering in het overzicht is Windesheim. Daar steeg het aantal studenten met ruim 21 procent, en het aantal docenten met slechts 9 procent. Op Windesheim is die ratio dus wél ongunstiger geworden, zo lijkt het. Hoe kan dat? Heeft Windesheim geen oog gehad voor de consequenties van die mooie groeicijfers?
De uitkomsten van het onderzoek hebben inmiddels geleid tot vragen vanuit de Centrale Medezeggenschapsraad aan het College van Bestuur. En ook het College werd erdoor verrast, zo vertelt CvB-lid Inge Grimm: ‘Toen ik die cijfers zag, dacht ik de conclusie in het artikel klopt niet.’
Windesheim Flevoland
Inmiddels denkt ze dat ze weet hoe deze scheve groeiverhouding kon ontstaan. De belangrijkste verklaring is, denkt ze, dat die uitzonderlijke groei van het aantal studenten vooral plaatsvond op Windesheim Flevoland. ‘Daar werkten we in de opstartfase met veel kleine groepen en ook waren veel ad-opleidingen net gestart.’ Volgens Grimm waren er daardoor relatief grote teams ten opzichte het aantal studenten. De huidige groei van het aantal studenten zorgt voor een meer normale student/docent ratio.
Almere leefde met andere woorden op te grote voet. Het verkeerde in een opstartfase met relatief veel docenten vergeleken met het aantal studenten, en het College van Bestuur vond het daarom niet nodig om vanwege de extra instroom een evenredige extra instroom van docenten te organiseren. Dat was in principe financieel mogelijk, aldus Van de Meent; de door Den Haag beschikbaar gestelde voorinvesteringen werden door andere hogescholen daar wél voor benut, vertelt ze. Maar Windesheim besloot dus anders.
‘Ik wil ook weten wat hier speelt’
Wat het extra aantrekken van docenten betreft besloot het College in de pas te lopen met het financieringsmodel dat door Den Haag wordt gehanteerd, de zogenoemde ‘t-2 financiering’. Grimm: ‘De groei van het aantal studenten vertaalt zich pas twee jaar later in extra financiering vanuit Den Haag. Dat zorgt ervoor dat de groei van het aantal docenten “achterloopt” bij die van het aantal studenten.’
Grimm voegt daar aan toe: ‘We hebben uiteraard nooit gestuurd op een stijging van de student/docent ratio, integendeel. Die is nu 23/23,5 studenten op één docent en die mag niet verslechteren.’ Maar de kous is nog niet af. Grimm heeft de dienst strategie & support gevraagd eens goed naar die cijfers te kijken ‘want ik wil óók graag precies weten wat hier speelt.’ (MH)