Na ruim twaalf jaar docent te zijn geweest bij de opleiding journalistiek van Windesheim, start Spencer Buth binnenkort als predikant van de Christelijk Gereformeerde gemeente in het Zeeuwse Zaamslag.
Het was een lange weg. Spencer Buth begon tien jaar geleden aan zijn studie theologie. Jarenlang was het: drie dagen op Windesheim, en daarnaast een min of meer voltijd studie in Apeldoorn. ‘Dat was natuurlijk veel maar je wordt er steeds bedrevener in om dat te combineren. Ik heb ook gebruik kunnen maken van bepaalde regelingen, dat maakte dat het te doen was. En eigenlijk was het leuke de afwisseling: ’s ochtends naar Windesheim om college te geven en ‘s middags naar Apeldoorn waar ik zélf college kreeg.’
Hoe keken je collega’s daar tegenaan?
‘Sommigen vonden het erg interessant wat ik deed en daar hadden we soms ook wel goede gesprekken over.’
Geen lesgeven meer maar preken – dat lijkt me heel iets anders…
‘Ik heb jarenlang college gegeven over staatsinrichting en politieke geschiedenis. Dingen uitleggen en proberen de relevantie ervan te laten zien aan jongeren, dat zit er bij mij wel in. En daar zit ook wel een overeenkomst met het vak van predikant. Als predikant ben je, zoals ze zeggen, “herder en leraar”. Je bent ten eerste een herder voor de mensen, met al hun concrete vragen. Maar je bent ook leraar. In je preken probeer je bepaalde Bijbelgedeelten uit te leggen en daarbij wil je naar het hart van de hoorders. Ze zeggen wel: ‘een predikant mag geen postbode zijn’. Een postbode weet niet wat hij bezorgt maar als predikant moet je de boodschap goed lezen; je moet weten waarover je (s)preekt én jezelf uitspreken. En dat heb ik bij mijn colleges ook altijd geprobeerd: jezelf erin leggen, je passie moet erin zitten. Dan kun je de studenten pakken.’
Kon je ook met ze over je geloof praten?
‘Ik heb enkele jaren de collegereeks “media en religie” gegeven. Daarbij vertel je over de grondprincipes van de verschillende religies, over de islam bijvoorbeeld en ook over het christendom. Daarbij kon ook, als je een goede “klik” had met een groep studenten, mijn persoonlijke overtuiging naar voren komen. Dat werden vaak leuke gesprekken waarbij het me opviel dat studenten vaak heel verschillend over het geloof denken.’
Dan kon je het toch niet laten om even te getuigen van je geloof….
‘Nee… laat ik het zó zeggen: als ik college geef over het christendom, dan zou ik het tegenover God niet kunnen verantwoorden als ik die boodschap als een postbode gebracht zou hebben.’
Heb je bij de opleiding niks gemerkt van afkeer jegens het geloof? Journalisten wordt vaak verweten dat ze daar neerbuigend over doen.
‘Als ik eerlijk ben, in mijn begintijd heb ik dat afwijzen wel bij sommige oudere collega’s gemerkt. Maar de huidige generatie studenten is onbevangener, weet er nauwelijks iets van. Deze generatie is door de bank genomen opgegroeid in een omgeving waarin geloof en kerk geen enkele invloed meer heeft. Maar juist daarom zijn ze vaak oprecht geïnteresseerd…. Misschien ben ik al die tijd te terughoudend geweest, hadden ze misschien best wel wat meer willen horen….’
Maar op een preek zit de huidige generatie ook niet te wachten…
‘Je moet het tactvol aanpakken, dat heb ik wel geleerd. Wat ik bijvoorbeeld heel lastig vond was vloeken, grof taalgebruik. Ik kan me herinneren dat ik daar ooit boud op reageerde, echt afkeurend, met dat vingertje, en dan merk je: dat heeft weinig zin. Daar bereik je niks mee. Later, wijzer geworden, bracht ik het zo van: “ik merk dat jullie zo en zo… ik heb daar moeite mee, zouden jullie…” Dat werkte veel beter. Na afloop van de les kwamen twee studenten nog even zeggen dat ze dat fijn hadden gevonden, dat ik dat zo had aangepakt.’ (MH)