Windesheim heeft met de nieuwe examenregeling mogelijkheden om studenten aan te pakken die medeplichtig zijn aan fraude. In het ergste geval kunnen zij van de opleiding verwijderd worden.
Tot nu toe kon een examencommissie alleen optreden tegen de frauderende student zelf, maar er was geen mogelijkheid om iets te doen tegen medefraudeurs: studenten die anderen helpen of aanzetten tot fraude.
Dat is met ingang van dit studiejaar veranderd. In de regels voor tentaminering (bij de nieuwe onderwijs- en examenregeling 2021-2022) is een extra bepaling opgenomen in het artikel over fraude. Daarmee kunnen voortaan ook medefraudeurs aangepakt worden.
Aanleiding voor de nieuwe bepaling was de frustratie van examencommissies over studenten die hun werk te koop aanbieden voor anderen via internet. Ook op Windesheim is het de afgelopen jaren een paar maal voorgekomen dat een student zijn eigen werk te koop aanbood op een landelijke site en dat dit werk gebruikt werd door een andere student van Windesheim.
Landelijke rechter
Hogescholen hadden juridisch gezien geen regels om daar tegen op te treden. Maar dat is sinds kort veranderd, vertelt Windesheims onderwijsjurist Wim Snippe: “Een landelijke rechter, het College van Beroep voor het hoger onderwijs, heeft onlangs uitgesproken dat ook het faciliteren van fraude op zichzelf als fraude kan worden gezien.”
De nieuwe tekst van Windesheims tentamenreglement heeft een ruime definitie van medeplichtigheid gekregen, die aansluit op bestaande juridische termen in het strafrecht: ‘Medeplegen of medeplichtigheid bij fraude, dan wel een ander aanzetten tot het plegen van fraude of uitlokking van fraude’.
Studenten die hun werk te koop aanbieden zullen hiermee aangepakt kunnen worden, omdat ze aantoonbaar fraude uitlokken.
Snippe: “De definitie van fraude in het reglement is doorslaggevend. Fraude is kortweg het ‘handelen of niet-handelen wat de opleiding verhindert om een objectieve beoordeling te geven’. Een student die alleen maar een document aanbiedt, fraudeerde niet in de zin van die definitie, want in de onderwijswet staat niets over medeplichtigheid en aanzetten tot fraude. Maar door de uitspraak van de landelijke rechter is die definitie nu dus veel ruimer geworden.”
Spieken
Kunnen met het nieuwe reglement ook andersoortige medefraudeurs worden aangepakt? Zoals iemand die helpt bij spieken, of iemand die een stuk voor een ander schrijft? En hoe kun je bewijzen of een student daarbij opzettelijk handelde?
Snippe: “We weten nog niet wat precies kan gaan vallen onder medeplichtigheid aan fraude. Het zijn uiteindelijk de examencommissies die invulling gaan geven aan dit nieuwe artikel. Misschien wordt de nieuwe bepaling beperkt ingezet. Maar ik kan me ook voorstellen dat dergelijke gevallen, studenten die opdrachten doen en stukken schrijven voor medestudenten of die spieken mogelijk maken voor medestudenten tijdens tentamens, onder de nieuwe bepaling gaan vallen.”
Bewijslast
De bewijslast zou volgens Snippe wel eens het lastigst kunnen zijn. “In de regel is bij medeplichtigheid opzet vereist. Het is niet altijd even makkelijk om uit het handelen van een student met een grote mate van zekerheid te kunnen opmaken dat er een opzet was om de ander tot fraude aan te zetten.”
Windesheim kan geen boetes uitdelen voor fraudeurs en medeplichtigen, maar een examencommissie kan wel sancties opleggen. De straffen liggen in maatregelen omtrent de toetsing van het onderwijs. De examencommissie van de opleiding bepaalt welke maatregel of sanctie van toepassing is.
In het lichtste geval krijgt de student bijvoorbeeld een waarschuwing of berisping, in andere gevallen wordt zijn toets ongeldig verklaard. Bij zware gevallen mag de student bijvoorbeeld geen toetsen meer maken.
De examencommissie mag zelfs adviseren om een student permanent van de opleiding te verwijderen, dat is op Windesheim trouwens nog niet voorgekomen.