Paardenmenners Jorn en Oniek van Olst vormen een ijzersterk duo. Hoewel ze nog jong zijn, worden ze sinds kort klaargestoomd voor belangrijke internationale wedstrijden, zoals het komende WK. “Doordat we broer en zus zijn voelen we elkaar extra goed aan.”
Paardenmennen? Ze moeten vaak uitleggen wat hun sport precies inhoudt. Dat lukt ook niet in een paar zinnen, vertelt de 22-jarige Oniek, want het is veel meer dan op een wagen zitten en je door één of twee pony’s laten voorttrekken. Neem bijvoorbeeld de wedstrijden. Oniek: “Die bestaan uit drie verschillende onderdelen, namelijk dressuur, vaardigheid en de marathon, en duren over het algemeen een heel weekend. Een internationaal toernooi duurt soms wel van woensdag tot en met zondag.”
De menner zit voorop de wagen, ook wel koets genoemd, en heeft uiteraard de teugels in handen. Daarachter staat de ‘groom’, die de koets in balans houdt door mee te bewegen in de bochten en op bepaalde momenten belangrijke aanwijzingen kan geven. Wanneer Jorn (24 jaar) wedstrijden rijdt is Oniek zijn groom, en andersom. Eigenlijk vormen ze samen dus twee teams, die beide tot de Nederlandse top behoren.
Jorn: “Dat is wel uniek. Dat we sinds kort allebei zijn opgenomen in het talentenplan van de Nederlandse paardensportbond én dat we als broer en zus bij elkaar achterop de koets staan.” Ze volgen op Windesheim ook nog eens dezelfde studie, namelijk werktuigbouwkunde.
Kleine ergernissen
Broer en zus samen op één wagen: dat is tegelijk een voordeel en een nadeel, geven ze toe. Jorn: “We zijn alle twee heel fanatiek waardoor kleine ergernissen wel eens hoog kunnen oplopen.”
Oniek: ‘Ik kan me een Nederlands kampioenschap herinneren waar Jorn niet goed naar me luisterde. Dat kostte ons toen een podiumplek, heel zuur.” Jorn, lachend: “Dat is dan weer een leerpunt voor de volgende wedstrijd. Het is trouwens andersom ook wel eens gebeurd. Weet je nog die Hippiade?”
Jorn: “Tja, vervolgens zit je onderweg naar huis in de auto nog een beetje na te ruziën. De sfeer in huis is dan de rest van de dag slecht. Maar we kennen elkaar natuurlijk door en door. Dus ik weet: laat haar maar even. En andersom. Het komt straks vanzelf wel goed. Als broer en zus vind je elkaar altijd weer terug.”
Oniek en Jorn helpen elkaar bij het trainen met hun pony’s. Jorn: “Dat kan natuurlijk makkelijk als je bij elkaar in huis woont. We kijken bij elkaar vanaf de zijkant mee, of het er goed uitziet, of er misschien iets net even anders kan. We hebben hetzelfde niveau en ambities én dezelfde kijk op de sport. Zo helpen we elkaar beter te worden.”
Snel switchen
Een goede communicatie tussen menner en groom is in de mensport essentieel. Zo bedenken Oniek en Jorn bij het marathon-onderdeel, waarbij ze op snelheid een traject moeten afleggen door verschillende poorten, van te voren welke route ze gaan rijden. Jorn: “Tijdens het rijden heb ik die route goed in mijn hoofd. Geen alternatieven, want dan ga ik alleen maar twijfelen.” Oniek: “Maar je kunt soms een poort missen en dan is het mijn taak als groom om snel te switchen en Jorn direct een andere route te geven. Het is voor hem op zo’n moment moeilijk om mij goed te horen: er is veel lawaai en er gebeurt van alles op het parcours. Goede communicatie is dan heel belangrijk, ik moet precies weten wat ik moet zeggen, wanneer en hoe. Je moet echt een gigantisch sterk team vormen, anders doe je niet met de besten mee.”
Op z’n kant
De mensport is niet zonder gevaren. Bij het onderdeel ‘marathon’ ligt de snelheid waarmee wordt gereden soms behoorlijk hoog en een klein foutje kan grote gevolgen hebben. Oniek: “Als je een bocht maakt, moet de groom met z’n gewicht half buiten de koets gaan hangen zodat ‘ie op de grond blijft. Anders kan de koets op zijn kant gaan.” Dat is Jorn en Oniek één keer gebeurd. Jorn: “Er zat een boomwortel aan de binnenkant van de bocht. Ik dacht dat de wagen er wel omheen zou glijden, maar dat deed ‘ie dus niet. Toen werden we gekiept.” Oniek: “Het ging zo snel… Gelukkig zat ik niet aan de verkeerde kant van de wagen, want dan was ik eronder gekomen. Dat wil je echt niet, want die koets weegt een paar honderd kilo. We kwamen allebei min of meer op onze benen terecht. Jorn werd uit zijn stoel gekiept en ik hing er wat raar achteraan. De pony’s bleven gelukkig redelijk rustig en mankeerden niets. We waren vooral allemaal erg geschrokken.” Jorn: “Sindsdien let ik altijd extra goed op boomwortels in bochten.”
Trainen in een parkje
Trainen doen Jorn en Oniek gewoon thuis in Laag-Zuthem, een dorpje vlak buiten Zwolle. Jorn: “We wonen daar sinds een jaar of vijf, in een boerderij met een kleine hectare grond er omheen.” Oniek: “Onze sport heeft een belangrijke rol gespeeld bij de keuze van onze ouders voor deze boerderij. Nu kunnen de pony’s gewoon bij huis staan en hebben we onze eigen paardenbak, én zomers hebben we ook nog eens de beschikking over een grasbaan. Dat scheelt een heleboel reistijd.”
Een paar jaar geleden woonde het gezin nog in een doorsnee nieuwbouwhuis in Zwolle-Zuid. Jorn: “De paarden stonden bij een kennis in de stal, dus veel reistijd. En we trainden altijd vrij primitief, gewoon in een parkje in de buurt of vlakbij de IJssel in een weiland. Stromend water was er niet, dus we namen zelf jerrycans met water mee.”
Samen naar de wereldtop
De komende jaren zijn erg belangrijk voor Jorn en Oniek. Daarin willen ze graag definitief de stap maken naar de wereldtop. Oniek: “In augustus is het Europese Kampioenschap voor de jeugd, in Hongarije, daar willen we beiden als menner aan meedoen.”
Jorn wil daarnaast volgend jaar naar het WK, dat wordt gehouden in Nederland, uiteraard met Oniek als groom. Om die droom te verwezenlijken heeft hij een tijdje geleden een nieuw ‘span’ (oftewel: twee pony’s) gekocht. “Mijn vorige span was het op de marathon altijd net niet, terwijl ik op álle onderdelen mee wil doen om de winst. Een nieuw span kopen is een gok, er moet wel een match zijn tussen mij en de pony’s. Zij moeten aan mij wennen en ik aan hen, dat duurt wel even. Inmiddels zijn we zover dat ik er echt een fijn gevoel bij heb en denk: het zou moeten kunnen. Daar ben ik het hele afgelopen seizoen mee bezig geweest. Maar ja, je moet soms een gokje wagen. Als je altijd stil blijft zitten word je niet beter.”
Dressuur, marathon en vaardigheid
Een wedstrijd in de mensport bestaat uit drie verschillende onderdelen, die als team (menner en groom) worden gereden. Wie overall het beste presteert, wint.
Bij de dressuur wordt een verplicht aantal oefeningen en figuren uitgevoerd, die door een jury worden beoordeeld. Oniek: “Bijvoorbeeld gangwisselingen, van stap naar draf. Daarbij moet de pony z’n benen mooi uitstrekken of juist ‘verzamelen’, waardoor de passen groter of kleiner worden. Hierbij draait het om gehoorzaamheid van de pony en of alles netjes wordt uitgevoerd.”
Tijdens de marathon staan er op een terrein op meerdere plekken groepen obstakels. Dit zijn palen, voorzien van de letters A t/m F, die doorgangen vormen waar het span tussendoor moet rijden. Menner en groom stippelen van tevoren de voor hen ideale route uit. Daaraan voorafgaand wordt een soort opwarmtraject afgelegd om de conditie van de pony’s te testen. Dat traject, van een aantal kilometers, moet binnen een bepaalde tijd worden afgelegd, anders betekent het strafpunten.
Het derde onderdeel is vaardigheid. Hierbij moet het team tussen pionnen door rijden, die aan beide zijden van het parcours staan. Oniek: “Er blijft aan beide kanten van de wagen een klein beetje ruimte over, bijvoorbeeld twaalf en een halve centimeter. Als je een pionnetje raakt valt het balletje dat erop ligt eraf, en dat betekent strafpunten. Je moet dus heel behendig en gecontroleerd rijden.” Dit alles moet ook nog eens binnen een bepaalde tijd gebeuren.
Tekst: Wouter van Emst
Foto’s: Gerben Rink