Als je vaak op televisie verschijnt, of veel volgers op Instagram hebt, komen er plotseling allerlei types van reclamebureaus die iets van je willen. Ik heb daar zelf al een tijd mee te maken. Wat niet in mijn voordeel werkt, is dat ik voor grote landelijke en regionale kranten werk, waardoor mensen aan mijn objectiviteit zouden kunnen gaan twijfelen als ik bijvoorbeeld bier van het merk Heineken begin te promoten in mijn stories. Dat doe ik dus niet. Maar ik ben ook maar een mens. En bovendien een freelancer. Dus als er een lekkere klus voorbij komt, moet ik altijd aan mijn pensioen denken – dat doet niemand anders
In de mailbox zat een bericht van een bureautje dat de opdracht had gekregen om Arnhem te promoten aan heel Nederland. Ze vroegen of ik een steentje wilde bijdragen.
‘Maar ik woon in Deventer,’ antwoordde ik. ‘Dat is echt mijn stad. Ik ben hier geboren.’
‘We hebben je juist daarom gevraagd,’ schreef de medewerker. ‘Je hebt die plek zo goed op de kaart gezet, dat lukt je vast ook met Arnhem.’
Ik overlegde met mijn vriendin. Waar het op neerkwam, was dat we onze favoriete wandelroute in Arnhem moesten tonen, in het bijzijn van een camera. Aan het einde van het filmpje moest ik zeggen: ‘Ik ben Eus. En dit is mijn Arnhem.’ Mijn vriendin vond het raar. Ik ook. Maar we hadden er weleens gewandeld, tien jaar geleden of zo, dus een compleet verzinsel zou de boodschap niet zijn. We gingen akkoord met het voorstel. Anna, de kinderen en ik kwamen aan in regenachtig bos. We werden gebriefd door de cameramensen en het reclamebureau. Mia (7) werd recalcitrant. ‘Wat doen we hier?’ zei ze totaal verbaasd. ‘Ik ben nog nooit hier geweest.’ ‘Jawel, je bent het gewoon vergeten,’ fluisterde ik, terwijl de mensen toekeken.
‘Nee, echt niet, honderd procent, ik ken het hier niet.’ We gingen toch draaien. Het werd best leuk, tegen alle verwachtingen in. De kinderen renden over het kabouterpad en de natuur was er beeldschoon. Na een uur keek ik in de camera: ‘Ik ben Eus. En dit is mijn Arnhem.’
‘Nee, echt niet, honderd procent, ik ken het hier niet.’ We gingen toch draaien. Het werd best leuk, tegen alle verwachtingen in. De kinderen renden over het kabouterpad en de natuur was er beeldschoon. Na een uur keek ik in de camera: ‘Ik ben Eus. En dit is mijn Arnhem.’