‘Studenten moeten weten waar ze voor staan’

Wanneer het om waardenconflicten gaat, hebben studenten vaak wel een gevoelsmatige mening maar kunnen ze die vaak moeilijk omschrijven en beargumenteren. Pamela den Heijer onderzocht hoe docenten hun studenten hierbij kunnen helpen.

Pamela den Heijer werkte van 2015 tot 2019 als promovendus voor Windesheim, in het kader van het programma ‘Waardenvolle Professional’. Ze vroeg docenten waar ze tegenaan lopen als het gaat om het opleiden van studenten tot waardenvolle professionals. Daaruit kwam naar voren dat ze vooral worstelden met de attitude-ontwikkeling van de student in de context van waardeontwikkeling. Studenten “voelden” dat ze een mening hadden, maar waren niet gewend om dit gevoel te interpreteren en onder woorden te brengen.

Hoe zou je dat “gevoel” omschrijven?

‘Het gaat om je attitude, je innerlijke neiging. Bijvoorbeeld om een evaluatie vanuit onderbuikgevoel als “nee, dit wil ik niet, dit klopt niet voor mij”. Die wordt vaak verward met gedrag. Gedrag is zichtbaar; een attitude hoeft niet altijd zichtbaar te zijn. Dat zit binnenin iemand. Een attitude wordt gevormd op basis van inhoudelijke informatie, maar ook informatie vanuit gevoelens en ervaring. In de attitude-ontwikkeling geven gevoelens de belangrijkste input, maar daar besteden we de minste aandacht aan. Zeker bij een waardenconflict.’

Is die attitude ingegeven door de opvoeding?

‘Dat kan. Of de middelbare school. Waar het om gaat is dat we geneigd zijn die attitude klakkeloos over te nemen vanuit ervaringen uit het verleden, zonder die in het moment te evalueren. Docenten zien in gedrag dat studenten een bepaalde attitude hebben, bijvoorbeeld een afkeer ergens van, maar ze zien ook dat studenten helemaal niet weten waaróm ze die attitude aannemen. En daarover communiceren, zodat de studenten bewustzijn kunnen opbouwen over hun eigen attitude , dat is in het onderwijs een ondergeschoven kindje.’

Docenten zijn geneigd conflicten op dat vlak te vermijden…

‘Niet helemaal. Bij “morele ontwikkeling” wordt daar rationeel over nagedacht en krijgen studenten verschillende perspectieven aangereikt. Maar als het om het gevoel gaat, dan is het onderwijs conflict vermijdend. Die gevoelslaag nemen we niet mee. We besteden veel aandacht aan reflecteren maar daar gaat een fase van pre-reflecteren aan vooraf, en die gaat over die gevoelens.

Je wordt geacht gevoelens te onderdrukken en je moet leren daar zo rationeel mogelijk mee om te gaan.

‘…Maar als je de gevoelens niet meeneemt, ga je weg van het authentieke, van de wezenlijke persoon van de student. Ik heb dus gekeken naar hoe die studenten gevoelsmatig betrokken kunnen raken bij zo’n waardenconflict, en hoe je ze daar als docent in kan begeleiden.’

Maar je verdiepen in die attitude, dat gevoel, is dat wel de taak van de docent? Je bent geen therapeut…

‘Nee, ik vind therapie als je verder gaat dan het stimuleren van bewustzijn en actief blokkades gaat doorbreken. Maar zolang het dienend is voor het leerproces en ik het kan plaatsen in waartoe we studenten opleiden, vind ik het geen therapie. Je wilt studenten opleiden tot professionals die in de praktijk congruent gaan handelen, dat wil zeggen dat hun binnen- en buitenwereld overeenkomen. Dat ze achter datgene staan wat ze doen en niet vastlopen. Straks komen ze te werken bij een bedrijf of organisatie, en die heeft een bepaalde waarden. Dan moeten ze die waarden niet klakkeloos overnemen maar kunnen nagaan: welke waarden zijn voor mij belangrijk? Kan ik die combineren met de waarden van de organisatie verenigen met mijn eigen persoonlijke waarden? Kan ik als professional hierin meegaan?’ ‘Om dat te ontdekken moet je je gevoel mee laten spelen. Je moet het onder ogen kunnen zien en onder woorden kunnen brengen. Je moet trouw zijn aan je eigen gevoelens. En dat moeten wij ze leren op het hbo. Het is een vorm van zelfonderzoek. We zijn het niet gewend om onze eigen gevoelens waar te nemen en te interpreteren maar daar zit hele waardevolle informatie in, die ook weer input geeft om het denken verder te ontwikkelen.’

Dat vereist dat de docent dat ook doet, zijn gevoelens onder woorden brengt.

‘Als docent moet je op zo’n moment transparant zijn in wat je ervaart. Als studenten dat ervaren dan kunnen ze daarin meegaan en dan kunnen ze gevoelstaal ontwikkelen.’

Dat stadium bereiken lijkt me behoorlijk lastig.

‘Wat je ziet is dat driekwart van de studenten weerstand heeft, en dat blijft zo. Maar als je de oefeningen hebt gedaan zijn er altijd wel een of twee studenten die ervaren wat het oplevert en zich dan openen, daarover gaan praten. En dan zijn er anderen die daarbij aanhaken.’

Kun je een voorbeeld geven van zo’n oefening?

‘Een voorbeeld van een oefeningen om meer in je lichaam te komen, als startpunt om te leren voelen, is op een ballon gaan zitten.’

En wat wil je daarmee dan concreet bereiken?

‘Je wilt dat ze gaan ervaren dat er een verschil is tussen in je hoofd en in je lijf zitten. En dat je in lijf zitten nodig hebt om vanuit gevoelens te kunnen praten. En dat met de intentie dat ze onderling ervaringen gaan uitwisselen – uiteindelijk kunnen ze meer van elkaar leren dan dat ze van mij leren. Daardoor kunnen ze gevoelens van een ander gaan herkennen. Bijvoorbeeld iemand reageert vanuit angst, maar zelf ken je die angst niet. Door het ervaren te hebben bij de ander, kan je het mogelijk een volgende keer ook bij jezelf herkennen. Dat geeft input voor of je iets als prettig of onprettig ervaart en dat geeft informatie over wat belangrijk is voor jou.
‘Zo kun je steeds beter je eigen standpunt innemen in een situatie waarin waarden conflicteren. Je kunt dat standpunt voor jezelf bevestigen of juist bijstellen, zodat je een betere fundering van je standpunt kunt geven en je standpunt meer overeenkomt met je innerlijk.’

Hoe reageren studenten op dat proces?

‘Je ziet dus eerst weerstand, boosheid, maar dan is het de kunst als docent dat je erkent dat die gevoelens er mogen zijn. Wat je ook ziet is dat studenten die meegaan, die serieus willen zijn, boos worden op anderen die nog in de weerstand zitten, maar die boosheid uiten ze vaak in verdriet. Dat is verwarrend en die verwarring wegnemen is dan gelijk een eerste stap in het leerproces van het waarnemen van je eigen gevoelens.’

Leren de studenten elkaar beter kennen?

‘Ze hebben echter contact. En dat ook met de docent. En dat is heel nuttig. Later met je collega’s en leidinggevenden wil je dat ook. Dan is het van belang dat je weet hoe je je gevoelens aan anderen kunt communiceren. Wat ik hoop is dat we studenten dit kunnen meegeven zodat ze niet eerst vast hoeven te lopen in hun werk om er dan pas achter te komen dat ze dure coaching nodig hebben om weer terug te keren. Ze moeten wanneer ze van de opleiding komen al weten waar ze voor staan.’

Ik kan me voorstellen dat niet iedere docent zich hiertoe geroepen voelt…

‘Nee. Ik heb er zelf zes jaar over gedaan om dit onder de knie te krijgen. Je moet in het moment besef hebben wat je eigen gevoelens zijn en dat kunnen communiceren. Niet iedere docent kan dit doen. Als het je niet past, dan moet je het niet doen. Maar ik denk dat het in iedere beroepsuitoefening relevant is. In het begin was ik een roepende in de woestijn maar ik zie dat steeds meer docenten hierin geïnteresseerd zijn en die ondersteun ik.’

Tot slot, hoe was het om op Windesheim je promotieonderzoek te doen?

‘Ik heb veel steun gehad van Ton Zondervan, van het domein bewegen en educatie. Hij is mijn copromotor. Verder was Jan Willem Meinsma, die toen nog in het College van Bestuur zat, heel erg betrokken bij mijn onderzoek. Ik heb Windesheim ervaren als heel anders dan andere hogescholen. De studenten zijn veel meer bezig met hun eigen waarden. Als ik in de kantine zit, dan communiceren ze echt heel anders dan in de kantine van de hogescholen in de randsteden waar ik gewerkt heb. De sfeer is warmer en gemoedelijker. Ik denk dat ik Windesheim echt nodig heb gehad om hier zelf over te leren en het daardoor nu op andere hogescholen verder vorm te geven.

Pamela den Heijer is momenteel docent-onderzoeker, onderwijsadviseur en haptotherapeut. Ze verdedigt op 29 november om 11.00 uur in de aula van de Universiteit van Amsterdam haar proefschrift “a first step in teaching students to cope with inward involvement in a value conflict: the design of affective learning experiences”.

Tekst: Marcel Hulspas
Foto’s: Jasper van Overbeek

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *