Uit internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse jongeren minder weten over democratie dan leeftijdsgenoten in vergelijkbare landen, en ze hebben er ook steeds minder interesse voor. Docenten Urcy Wienen-Miranda, Shawn Noorlander en Menze Poortman doceren de Nederlandse democratische rechtstaat aan studenten. Wat merken zij in de klas?
Slechts een klein deel van de studenten heeft sterke interesse in politiek, merkt Menze Poortman al jaren bij verschillende opleidingen. “Die studenten komen na de les naar je toe, stellen vragen. Maar er is ook een hele grote groep die het vak Politiek volgt ‘gewoon omdat het moet’ en is ook een groep die het écht vervelend vindt.” Sinds de opkomst van politici als Geert Wilders en Thierry Baudet identificeren studenten zich volgens Poortman sneller persoonlijk met politieke standpunten, wat in de klas wel eens spanning geeft. “Dat maakt het soms lastig onderwijs geven, want ik heb wel eens studenten van Forum voor Democratie én Groen Links in de klas. Vroeger dacht je: ‘oké, ze zijn het oneens.’ Maar het gaat nu véél verder, persoonlijker. Alsof de ander onmens is. Je kon het vroeger oneens met elkaar zijn en daar bleef het bij. Nu kun je als mens echt gediskwalificeerd worden op basis van je politieke voorkeuren.
‘Wat je vindt over immigratie, Europa of de LHBTQ-gemeenschap is opeens heel persoonlijk. Ik merk dan ook dat sommige onderwerpen van alle kanten heel radicaal benaderd worden. Debatten zijn feller, en die verhitting is na afloop niet over: er blijft een spanning in de lucht hangen. Studenten gebruiken het debat eerder om hun eigen mening te roeptoeteren, maar luisteren niet naar de mening van de ander. Daar maak ik me wel zorgen over.”
Den Haag is (te) ver weg
Urcy Wienen-Miranda, docent Recht in Almere, ziet dat haar studenten hbo-rechten in het algemeen grote interesse en feeling hebben voor politiek en ons rechtsstelsel. “Studenten beginnen aan onze opleiding omdat ze iets willen doen tegen onrecht in de wereld. Ze willen goede rechtshulpverlening bieden aan mensen die het moeilijk hebben, of ze willen strafrechtadvocaat worden omdat ze criminelen willen opsluiten.”
Wel merkt Urcy dat haar studenten niet altijd het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is. “Bepaalde onderwerpen, zoals de toeslagenaffaire, houdt de gemoederen wel bezig. Almere is een gemeente met veel inwoners die getroffen zijn door de toeslagenaffaire dus het is logisch dat studenten daar persoonlijk wat van vinden. Ze voelen sterk dat de overheid wat verder van ze afstaat, dat er beslissingen worden genomen die hen persoonlijk heel dichtbij raken en waar ze niet altijd beter van worden.” Ook Shawn Noorlander, docent Politiek bij de opleiding Journalistiek, herkent die regionale opvattingsverschillen en wantrouwen: “Een groot deel van mijn studenten komt uit kleine dorpjes in de noordelijke provincies. Dorpjes die misschien wel heel erg te maken krijgen met negatieve besluiten van de Tweede Kamer, en zich daardoor niet gezien en gehoord voelen. Boos zijn op het systeem mag zeker. Er zijn situaties waarbij je als burger serieus vraagtekens mag zetten bij het handelen van de overheid, zoals de toeslagenaffaire of de aardbevingen in Groningen. Die mensen zijn keihard weggezet en hebben hulp nodig omdat ze slachtoffer zijn geworden van de overheid.”
De strijd aangaan, competitie, iemand verleiden tot een ander standpunt en omgaan met teleurstelling: voor Menze Poortman hoort dat allemaal bij democratie. “En dat is mooi, maar er moeten vervolgens ook besluiten worden genomen. Je wilt dat het standpunt van de meerderheid telt maar ook dat de minderheid gehoord wordt.” Om tegenwicht te bieden aan al die emotie hebben we onze rechtsstaat. Die moet je ook koesteren.”
Ook docent Urcy benadrukt dat emotie en besluitvorming niet zonder elkaar kunnen: “Er moet een balans zijn. Op het moment dat de rechtsstaat aan de kant wordt geschoven is er ook geen basis meer. Je kunt als jurist een zaak niet alleen vanuit menselijkheid benaderen, want, je hebt ook rechtszekerheid nodig. Burgers moeten weten waar ze aan toe zijn. Je moet ervan uitkunnen gaan dat in gelijke gevallen gelijke behandeling plaatsvindt. Maar, dat neemt niet weg dat er altijd gekeken moet worden naar het doel van de wetgeving. Het mooie aan de manier waarop wetgeving tot stand komt is de parlementaire geschiedenis die eraan ten grondslag ligt, dat er Kamerverslagen zijn waarin zo’n wet besproken is. Aan begrippen, bepalingen en definities ligt altijd tekst ten grondslag. Het is nooit enkel het Artikel zelf. Vanuit een rechtsstatelijke gedachte zie je ook wát de redeneringen zijn, wat de achtergrond is en in de uitvoering hoor je dat óók te doen. Je moet nooit als een robot een wet uitvoeren. De rechtsstatelijke gedachte is net zo belangrijk.”
Als voorbeeld benadrukt Urcy nogmaals de toeslagenaffaire, ‘een zaak waarin de overheid ‘echt in is tekortgeschoten’. “Op een moment dat machines en algoritmes een dusdanig onderdeel uitmaken van jouw beslisboom, de manier waarop een overheid tot besluiten komt, die op een dusdanige manier ingrijpen in het leven van burgers moet je je als overheid heel erg afvragen of je nog wel op de juiste weg bent. Dan kom ik bij de basisbeginselen die we onze eerstejaars leren: wetten zijn uiteindelijk letters en die letter van de wet komt voort uit datgene wat we in de samenleving zien. Maar vervolgens moet je een wet altijd toetsen aan omstandigheden en feiten aan een casus. Daar hoort een verhaal bij, en je kunt nóóit als jurist zeggen: “Ik loop gewoon een protocol langs en in vink gewoon af. Je bent een ethisch persoon en dat moet je áltijd meenemen. Bij de toeslagenaffaire is dat volkomen verkeerd gegaan. De mens werd niet meer gezien en er werd alleen gekeken naar de letter; daar zijn wetten niet voor bedoelt!”
Algoritmes en wereldbeeld
Alle drie de docenten maken zich zorgen over de invloed van social media op studenten. “Je ziet nu dat persoonlijke onvrede zonder nuance en context wordt uitvergroot op hele specialistische mediakanalen”, licht Shawn Noorlander toe. “Social media is onze nieuwe verzuiling: de kanalen die je volgt bepalen jouw beeld van de wereld. Er zijn politici zoals Thierry Baudet die zich echt heel goed representeren op sociale media. Hij maakt korte filmpjes zonder enige context of nuance maar waar hij zelf vertelt wat hij doet en wat hij belangrijk vindt. En nee, die filmpjes zijn soms niet rechtsstatelijk. Maar als je Baudet ziet met zijn groentebox en dat hij lekker aan het koken is denken veel mensen ‘ach, zo’n kwaaie man is het helemaal niet.’ En dán wordt het moeilijk want je krijgt niet een reëel beeld van wat er werkelijk gebeurt. Ook influencers, zoals Joël Beukers, die de hele dag in de sportschool zitten en aan volgers vertellen dat ze dom en lui zijn en dáár filmpjes over maken. Personen die helemaal niet politiek geëngageerd zijn maar wel aan hun volgers verkondigen dat je school en de overheid niet serieus moet nemen maar zelf verantwoording moet nemen door hard te werken, en iedereen zo miljonair kan worden. Vooral heel veel jongens trekt dat natuurlijk aan.”
Ook Menze Poortman vindt dat we veel meer moeten letten op de effecten van social media. “Want, op een gegeven moment ondermijnen die de democratie en rechtsstaat. Maar ik vind ook dat we veel meer aandacht zouden moeten besteden aan burgerschap, óók hier op Windesheim. Het gaat niet alleen om kennis over politiek. Het gaat erom dat je nadenkt over de complexiteit van dat moeilijke systeem van democratie en rechtsstaat. En je moet ook eerlijk en duidelijk zeggen dat democratie teleurstelling met zich meebrengt. Er zijn een aantal waarden die we moeten koesteren, zoals een gelijkheidsbeginsel. Radicale partijen koesteren die beginselen niet en dat zou kunnen leiden tot spelregelverandering waar we later wel eens spijt van kunnen krijgen.”
Gulden middenweg
Radicaliteit is volgens Menze nodig voor verandering, als je bijvoorbeeld kijkt naar de protestboeren op de trekker of klimaatactivisten op de A12. “Dat soort groepen zijn nodig om onderwerpen op de politieke agenda te krijgen. Maar we geven Extinction Rebellion niet de sleutels van ons democratisch huis, en dat zouden we ook niet zo snel doen bij Forum voor Democratie. Je merkt dat radicalisme steeds meer salonfähig wordt. Maar voor een goed werkende democratie wil je een radicale beweging eigenlijk niet als grootste hebben. Maar dat vind ik moeilijk uit te leggen aan studenten.”
Tegelijkertijd ziet Shawn een toenemende individualisering: “Mensen vinden vooral dat democratie voor henzelf goed moet werken. Terwijl democratie er eigenlijk voor moet zorgen dat iedereen zich gehoord voelt in besluitvormingen en dat die besluitvormingen het liefst goed zijn voor iedereen, of voor het algemeen belang. En dat is zeker niet altijd de meerderheid. Het zou kunnen dat er nog heel veel mensen zijn die tegen maatregelen zijn die klimaatverandering moeten inperken maar we zijn er wel allemaal bij gebaat dat de aarde blijft voortbestaan.” Docent Urcy maakt zich geen zorgen over radicalisering onder haar studenten. “Onze studenten komen uit alle lagen van de bevolking. Bijna iedereen heeft een andere persoonlijkheid en komaf, maar toch klikt het heel goed. Juist die verschillen zorgen voor wederzijds interesse en ik vind het ook heel belangrijk dat je dat als docent faciliteert. Vooral slb-lessen lenen zich er goed voor om op een veilige manier met elkaar te discussiëren. Ze moeten weten wat ze zelf vinden en waarom, maar ze moeten óók bereid zijn naar elkaar te luisteren. Ik geef dan ook wel eens gerichte opdrachtjes dat studenten het standpunt van de ander moeten achterhalen, en vervolgens zichzelf de vraag moeten stellen wat ze daarvan vinden. Echt schurende onderwerpen snijd ik liever niet aan in een grote setting met dertig studenten. Je weet namelijk niet wat de ervaringen zijn van studenten ten opzichte van hele precaire onderwerpen. Studenten komen daar ook niet mee, tenzij het in een een-op-een gesprek is. Dan komen persoonlijke thema’s wel ter sprake.
Ook Menze Poortman wil zijn liefde voor de democratie prettig en veilig overbrengen aan zijn studenten, “zodat zij dat hopelijk weer kunnen doorgeven aan leerlingen.” Bij de lerarenopleiding Geschiedenis is het onderwijs nu zodanig aangepast dat het minder gaat over het werven van kennis en meer gaat over dialoog met elkaar.
“We zijn nu veel meer in gesprek met studenten over de democratie en hoe complex die is, en we hopen dat studenten wat meer gaan participeren door bijvoorbeeld een raadsvergadering bij te wonen of een rechtszaak. Maar hoe je uiteindelijk die participatie daadwerkelijk vergroot onder jongeren blijft een dilemma. Als je zegt: ‘politiek is deelnemen’ dan moet je zelf ook deelnemen. Ook op Windesheim hebben we daar mogelijkheden voor zoals Student Voice, deelraden en opleidingscommissies.”
Een beter besef van wat democratie inhoudt, dáár wil docent Shawn Noorlander aan werken. “Om te beginnen bij het onderwijs. Leerlingen in het voortgezet onderwijs maar ook studenten in het hoger onderwijs zien democratie als eens in de vier jaar stemmen, waarbij je het liefst bij ‘de winnaar’ wilt horen. Maar het gevoel waarom democratie belangrijk is hebben ze niet of zijn ze kwijt. Het voelt niet urgent om je daar druk om te maken en in het onderwijs zouden we dat juist meer terug moeten laten komen. Bijvoorbeeld door vakoverstijgend te werken. We moeten als docenten jongeren ervan leren overtuigen waarom democratie belangrijk is. En we moeten social media aan banden leggen! Sinds kort laten Facebook en Instagram jongeren geen berichten meer zien over suïcide en eetstoornissen. Maar er zou wat mij betreft ook een meldpunt moeten komen voor fake-nieuws of toxic content.”
Los van het gevoel van winnen of verliezen is het wat docent Shawn betreft belangrijk dat je rekening houdt met rechtsstatelijkheid. “Dat je rekening houdt met grondrechten van mensen en dat je ervoor zorgt dat burgers geen slachtoffer worden van ons overheidssysteem. Dat wordt vaak als ingewikkeld beschouwd en daar willen veel mensen dan ook niet naar kijken. Maar dát gaat juist over die democratische plicht. Iedereen móet meedoen, anders werkt het systeem niet goed.”
Afgelopen jaar heeft Shawn meer zijn eigen politieke voorkeur uitgedragen naar studenten. “Niet om ze te overtuigen van mijn ideeën maar wel om het echte gesprek met ze aan te gaan. Welke partij studenten kiezen maakt mij niet uit zolang er maar goede beweegredenen en argumenten achter zitten. Een daarvan is dat ze niet voor zichzelf op een partij stemmen maar dat ze bereid zijn om dat juist voor een ander te doen. En ik hoop ook dat studenten zelf een reden kunnen aandragen waarom ze dát belangrijk vinden.’
De International Civic and Citizenship Education Study (ICCS) is een recent uitgevoerd internationaal onderzoek waar 24 landen aan meededen. Het Nederlandse deel van het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam, het Kohnstamm Instituut en GION onderwijs/onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van het Ministerie van OCW.
Tekst: Reinhilde van Aalderen
Illustratie: Judy Ballast
Foto’s: Herman Engbers