Op zijn vierde stond Ryan Kölgen voor het eerst op het ijs. Nu, vijftien jaar later, ijshockeyt hij in de Nederlandse eredivisie en speelt hij op het jeugd-WK. Wat hem aantrekt in de sport? Het enorm hoge tempo en de ruigheid.
“Mijn vader wilde dat ik op langebaanschaatsen ging”, vertelt Ryan, eerstejaars student bouwkunde op Windesheim. Tijdens het toelatingsgesprek met de schaatscoach had Ryans vader zijn werkkleding nog aan; hij kwam rechtstreeks uit zijn ijzervlechtbedrijf. De schaatscoach nam hem daarom niet serieus en lachte hem weg. “Mijn vader stormde naar buiten, waar de ijshockeyschool trainde. Daar heeft hij een tijdje staan toekijken. Een week later stond ik op het ijs”, vertelt Ryan met een flinke glimlach.
Eredivisie
Hoewel Ryan dus eigenlijk per toeval met de sport begon, is hij inmiddels uitgegroeid tot één van de beste jonge ijshockeyers van Nederland. Hij speelt bij de Amsterdam Tigers in de eredivisie, het hoogste Nederlandse niveau. Daar ijshockeyt hij in een team met mannen van 19 tot 35 jaar. Met zijn 19 jaar is Ryan zelf een van de jongsten. “Dat is eigenlijk heel leuk. Het team voelt als een familie. Een deel van de mannen ijshockeyde al toen ik nog niet eens geboren was. Daar kijk ik tegenop.”
Afgelopen december speelde Ryan voor de derde keer op het jeugd-WK. Daarvoor reisde hij met leeftijdsgenoten af naar Dumfries, in Schotland. “Dat was heel erg leuk. Je bent echt een week op pad met vrienden. Op de rustdag gingen we de stad in om samen te eten. De laatste avond waren we samen op stap.” Toch staat de sport altijd voorop. “Hoe gezellig het ook is, uiteindelijk ben je er om wedstrijden te winnen en is het een drukke week”, vertelt Ryan serieus.
Snelste teamsport
Hoewel Ryan van jongs af aan op hoog niveau traint en omringd wordt door topsporters, heeft hij nooit veel druk gevoeld om te presteren. “Het helpt dat ijshockey niet zo’n grote sport is in Nederland. Er kijken wat minder mensen naar je. Tuurlijk ben ik soms wel gespannen voor een wedstrijd, maar daar blijft het bij”, vertelt Ryan. “Ik vind ijshockey vooral heel leuk. Ik geniet van de hardheid en het tempo. Het is de snelste teamsport ter wereld”, zegt hij trots.
Hij schuift de capuchon van zijn zwarte hoodie van de Amsterdam Tigers iets verder over zijn hoofd. “Ik houd niet van aanstellen en op de grond gaan liggen als je geraakt wordt.” Ryan wordt juist enthousiast van het fysieke aspect van ijshockey. “Wanneer iemand een goede bodycheck uitdeelt, geeft dat energie. Het is een extra boost en zorgt ervoor dat het team helemaal hyped wordt.”
Een bodycheck, oftewel een flinke duw, zijn bedoeld om de tegenstander de puck te ontnemen, maar niet iedereen wordt blij van die ruigheid. “Er zijn altijd mensen die denken dat ijshockey slecht is voor je lichaam. Daar ben ik het niet mee eens. Als spelers weten wij allemaal wat we doen en hoe je bijvoorbeeld een klap opvangt. Daar zijn we in getraind. Ik heb al jaren geen blessures meer gehad. Tuurlijk heb ik wel eens pijntjes, maar daar kan ik gewoon mee spelen”, antwoordt hij nuchter.
Kampioen worden
Ryan kijkt niet te ver vooruit en wil zichzelf nog geen grote doelen opleggen. “Ik focus op het heden. Mijn team staat er goed voor. We staan eerste in de competitie en willen kampioen worden. Dat is op dit moment het enige waar ik aan denk.” Of Ryan in de toekomst een stap verder wil gaan en in een internationaal team wil spelen, weet hij nog niet. “Misschien wel, maar daar ben ik nog niet mee bezig. Eerst de huidige competities spelen en mijn studie afmaken.”
Met zijn studie kijkt Ryan wel voorzichtig vooruit. “Als ik nu mag kiezen hoe ik de jaren na mijn opleiding invul, wil ik bouwkunde en ijshockey combineren. Voor zowel mijn studie als mijn sport moet ik nu alles geven. Daar word ik enthousiast van. Dit wil ik ook na mijn afstuderen blijven doen.” Uiteindelijk hoopt Ryan samen met zijn vader in diens ijzervlechtbedrijf te werken. “Maar hoe dat gaat lopen, zie ik dan wel.”
Student of sporter?
Vorig jaar begon Ryan aan de opleiding sportkunde. Dat klinkt als een logische keuze, maar paste toch niet bij hem. “Ik moest gymles geven aan kinderen, maar organiseerde veel liever grote sportevenementen.” Ryan besloot het over een andere boeg te gooien. Hij volgde het voorbeeld van zijn vader en begon aan de studie bouwkunde. In zijn vrije tijd werkte Ryan al in zijn vaders ijzervlechtbedrijf, waar hij enthousiast werd over het vak.
“Ik sport liever dan ik leer, maar wil deze opleiding toch graag afmaken.” Dat is soms best een uitdaging met Ryan’s volle agenda. “Tot nu toe lukt het om mijn sport en school te combineren, maar ik moet wel erg mijn best doen om alles bij te houden.” Gelukkig vindt Ryan de drukte niet erg. “Ik zou niet weten wat ik anders met al mijn vrije tijd moest doen”, lacht hij.
Ryan maakt gebruik van de topsportregeling van Windesheim. Hierdoor kan hij makkelijker (in overleg) afwezig zijn om te sporten, bijvoorbeeld voor een toernooi zoals het jeugd-WK. “Ik maak evenveel opdrachten en moet dezelfde stof leren als mijn studiegenoten. Ik krijg alleen de ruimte om minder vaak op school te zijn.” Hoewel het aanpoten blijft om zijn sport en studie te combineren, geeft de topsportregeling hem dus wat ademruimte.
Lukt het dan wel om student te zijn, met zoveel sportdrukte? “Mijn leven bestaat voor vijftig procent uit ijshockey en vijftig procent uit studeren. Ik voel mij daarom lang niet altijd student, maar ik zou niet anders willen.” Van het studentenleven krijgt hij een stuk minder mee. “Uitgaan kan ik later in mijn leven ook nog doen. Ik heb het nu gezellig met de jongens waarmee ik ijshockey, dat is ook goed.”
Tekst: Yara Meilink
Foto’s: Jasper van Overbeek