Gert Stegeman wil vanuit zijn persoonlijke verhaal studenten en collega’s motiveren om mentale gezondheid vaker te bespreken.
Vierentwintig was ze. Vers afgestudeerd aan de pabo en inmiddels begonnen aan haar eerste baan als leerkracht in het basisonderwijs. Gert straalt als hij over Mirthe spreekt. “Ze ging er vol voor”, zegt Gert trots. “Ik heb nu mijn papiertje dus er wordt nu van mij verwacht dat ik alle leerlingen kan bieden wat ze nodig hebben, was haar oorspronkelijke idee.” Ze gaf les aan twee combinatieklassen, elk met veel rugzakleerlingen. Binnen een paar maanden werd de druk om te presteren steeds groter, en voelde Mirthe zich steeds verdrietiger en uitgeput. Dit had ze niet verwacht; en omdat er een situatie ontstond dat het mentaal echt niet meer goed met haar ging kwam Mirthe weer thuis wonen.
“Op een gegeven moment zei ze tegen me: ‘Pap, ik kan het niet. Ik kan de leerlingen niet geven wat ze nodig hebben.’ Ik zei dan tegen haar: ‘Ach, maar dat hoeft toch ook helemaal niet. Dat wordt ook helemaal niet van je verwacht.’ Maar dat ging er bij haar niet in omdat ze in haar werk allemaal ervaren mensen zag bij wie het wel lukte. En hoe meer ik tegen haar zei dat ik ervan overtuigd was dat ze het wél kon, hoe meer ze de lat voor zichzelf hoger legde. Indirect sprak ik eigenlijk ook een verwachting uit.”
“Daar stopte ik mee, en in plaats haar ervan proberen te overtuigen dat ze het wel kon probeerde ik nu samen met haar het gevoel te erkennen dat ze het niet kon. ‘Wat vervelend dat je dat gevoel hebt’, zei ik. ‘Wat kunnen we daar aan doen?’ En, dát is bij haar misgegaan doordat er op de een of andere manier toch denkpatronen in haar hoofd ontstonden dat ze zich ‘mislukt’ voelde. ‘Dan lig ik over twintig jaar nog bij jullie op de bank, dat kan niet! Jullie zeggen nu dat jullie het wel leuk vinden maar dat wil je echt niet, dat wil toch niemand?’, zei Mirthe tegen me in een van onze laatste gesprekken. Dat soort gedachten gaan in je hoofd met je op de loop, en dan gebeurt het op een moment dat je jezelf echt kwijt bent. Ze noemen dat wel eens buiten-jezelf-doding.”
De dag voor het gebeurde hadden Gert en Mirthe het daar nog over, die gedachtes. “Ach pap, daar hoef je echt niet bang voor te zijn’, verzekerde ze me. En ik heb nooit een reden gehad om haar niet te geloven. Dus toen het wel gebeurde kwamen er zo veel vragen en onzekerheden in mijn hoofd. Heeft ze me nou voorgelogen?’’
Echt contact neemt druk weg
In de loop van de jaren leerde Gert realiseren dat het geen voorliegen was: “Nee, ze was het met haar eigen hoofd ook echt niet van plan. Maar een ander ‘hoofd’ – dat in patroontjes dacht en toch ergens plannen gemaakt had – zorgde er voor dat ze het toch uiteindelijk heeft uitgevoerd. Ik ben er dus ook van overtuigd dat je niet meer kunt doen dan met mensen in gesprek gaan, en kunt erkennen hoe ze zich voelen. Tuurlijk, hoe belachelijk het soms ook klinkt want we hebben vaak de neiging om te zeggen van ‘Ah joh komt wel goed, je bent toch mooi, je hebt toch een mooi leven, een fijne familie. Waarom zou je dan niet meer willen leven?’ Dat zijn vragen die averechts werken.”
Mirthe zou nu tweeëndertig geweest zijn en Gert heeft nog een zoon en dochter, nu in de dertig. Bij hen merkt hij ook in zekere zin dat zij druk vanuit hun omgeving voelen: “Ze krijgen kinderen, ze moeten – op een veel jongere leeftijd dan wij dat hadden – een huis kopen. Het is niet zo dat leeftijdsgenoten ze met de nek aankijken als je dat niet hebt maar, ‘het hoort er eigenlijk wel bij’. Dat maakbare, dat flitsende is toch iets waar je als jongvolwassene in mee denkt te moeten.”
Gert zet zich nu samen met collega-lerarenopleiders in om het praten over depressieve en suïcidale gedachtes te stimuleren. Dat lijkt bij de lerarenopleidingen dubbel relevant omdat die studenten later ook voor de klas staan. In de eerste instantie gaat het over de veerkracht van studenten, maar Gert had op een gegeven moment in de gaten dat het meer is dan dat: het gaat namelijk óók om de veerkracht bij docenten, want zij moeten het gesprek aandurven.
Als een student bij een docent aangeeft dat het niet zo goed gaat moet de docent niet gelijk doorverwijzen naar een psycholoog. Helaas gebeurt dat uit angst of onzekerheden wel vaak.
De veerkracht die wij aan studenten willen meegeven kunnen zij ook doorgeven aan leerlingen, maar dan is het van belang dat onze lerarenopleiders dat ook kunnen. Je merkt wel eens van collega’s tijdens de lunchpauze dat het lastig en ongemakkelijk is, maar het is wel van belang dat je er over durft te praten wanneer het gesprek op tafel komt.” Dat je je kwetsbaar durft op te stellen en over je schaamtegevoelens en onzekerheden heen kunt stappen en zo de relatie durft te leggen met mensen. Dat is volgens Gert de basis voor veerkracht.
Aandacht op school
Gert probeert samen met collega Marjon Weijs dat gesprek bij de lerarenopleidingen op gang te brengen door interventies, workshops en evenementen waarin deelnemers worden uitgedaagd om ‘letterlijk’ te voelen wat veerkracht is. Zo was in april het kunstproject Stille Strijd op de campus om depressieve gevoelens binnen Windesheim bespreekbaar te maken.
Zo was vorig jaar de schooltheatervoostelling ‘Fakking Triest’ te zien op de campus, een verhaal over suïcide, en alleen al tijdens het ophangen van de uitnodigingsposters merkte Gert dat mensen in de gang stil bleven staan om erover te spreken. Daarom zou veerkracht wat hem betreft zeker bij de lerarenopleidingen een onderdeel van het curriculum moeten zijn. In april dit jaar was de theatervoorstelling ‘Circular’ op Windesheim. Die ging over het doorbreken van patronen als jongere.
“Neem het voorbeeld dat je van stewardessen in een vliegtuig krijgt: als in het vliegtuig de luchtdruk wegvalt en zuurstofmaskers uit het plafond komen moet je eerst je eigen masker opzetten voordat je dat bij een ander kunt doen. Dat gaat in de eerste instantie tegen je natuur in, maar het is van belang dat je eerst zelf veerkracht hebt en dat je gezond blijft zodat je goed kunt handelen naar anderen. Juist dat is iets wat we in het onderwijs wel eens vergeten. We vragen aan studenten om na te denken en te schrijven over hun eigen beroepshouding. Maar persoonlijke ontwikkeling is een onderdeel waar meestal geen studiepunten voor staan en waar je dus makkelijk voor weg zou kunnen lopen.”
Relatie, autonomie en competentie
“Bij de lerarenopleidingen zouden we het moeten integreren dat studenten er niet omheen kunnen. Waar zit jouw veerkracht? Hoeveel veerkracht heb je? Hoe ga je om met problemen van jezelf en van leerlingen? Maar het onderwerp institutionaliseren is heel lastig, want studenten moeten ook vrij zijn om hun eigen leerdoelen te kiezen. Maar ik probeer dat mijn studenten ook altijd mee te geven. Je kunt namelijk nog zo goed zijn in didactiek en pedagogiek maar uiteindelijk begint het bij wie jij bent en wat jij in de relatie met zo’n leerling kunt betekenen. In het onderwijs spreken we dan ook vaak over de drie basisbehoeftes van relatie, autonomie en competentie. Maar als de relatie er niet is zijn die andere twee wel heel moeilijk te bewerkstelligen. Pas als de relatie goed is kun je iets doen aan sense of belonging en veerkracht.”
Buiten eigen bubbel
Door groeiende verschillen in interculturele waarden en polarisatie dat zich langzaam in klassen doordringt wordt verbinding met elkaar steeds meer een uitdaging in ons hedendaagse onderwijs, merkt ook Gert. “Bijvoorbeeld het onderwerp eerwraak gaat voor de ene leerling over een hele andere waarde dan voor de ander. Hoe kun je dan respect opbrengen voor iemand die in waarden zoveel lijkt af te wijken van jou? Waar vind je elkaar om toch respect voor elkaar op te brengen? Hoe kun je elkaars standpunten respecteren en toch met elkaar in dialoog blijven zonder dat je elkaar gaat afmaken met woorden of dingen die je doet? Respect voor elkaar opbrengen is trouwens wat je nu in de politiek juist niet ziet. Maar ook in onze samenleving; bijvoorbeeld in coronatijd dat families compleet uit elkaar werden gedreven door standpunten over vaccinaties. Psychologen noemen dat wel eens de verslaving aan ons eigen gelijk. We gaan niet meer met elkaar in dialoog maar we vallen elkaar liever af op basis van relatief kleine standpunten.” Toch hoeft verbinding met elkaar helemaal niet moeilijk te zijn, vindt Gert. “Ik ben opgegroeid in Emmen en daar zijn we gewend dat onbekenden elkaar aankijken en groeten op straat.”
“Toen ik naar Utrecht ging om te studeren zette ik dat voort, maar daar vonden ze het vreemd om elkaar zomaar te groeten; dan kreeg ik scheve blikken of doken mensen weg. Terwijl ik er nog steeds van overtuigd ben wanneer je elkaar even aankijkt en glimlacht het een vorm van verbinding is, ook al is het oppervlakkig. Je bent toch even door iemand gezien en in contact geweest. Op Windesheim groet ik ook altijd studenten in de gang en als iemand mij teruggroet word ik daar toch vrolijker van. Dat soort momentjes, daar begint verbinding mee. Als we ons gezien voelen durven we ook wat aardigs terug te doen. Maar wanneer je je terugtrekt in je eigen schulp met je eigen standpunten, heb je sneller de overtuiging dat de wereld om jou heen kwaad en anders is.”
Gert Stegeman is al meer dan dertig jaar docent en coach bij de lerarenopleidingen en verbonden aan het learning lab Sense of belonging.
Tekst: Reinhilde van Aalderen
Foto: Herman Engbers