Ik had me nog wel zo voorgenomen om er nooit meer over te schrijven… taalbeleid. Of specifieker: het ontbreken daarvan. Na een reeks vergeefse pogingen om dit onderwerp onder de aandacht te brengen, trok ik een paar jaar geleden de conclusie dat sommige wensen nu eenmaal niet breed worden gedeeld en er dus geen actie op wordt ondernomen. Vervolgens kun je twee dingen doen: eindeloos proberen om het bestaande systeem te veranderen, of het onderwerp laten rusten en kijken waar je wél invloed op hebt.
Ik koos voor het laatste, maar kon toch nooit helemaal het stokstaartje in mezelf onderdrukken als het onderwerp weer ergens ter sprake kwam. Is er nieuws? Gaat er iets veranderen? Worden de frustraties eindelijk omgezet in nieuw beleid? Want ja, de frustraties over de zwakke taalvaardigheid van studenten worden wél breed gedeeld, evenals de verzuchting dat het Ieder Jaar Erger Wordt. Zelf word ik er niet meer warm of koud van wanneer er weer eens een onderzoek opduikt waaruit blijkt dat Nederlandse kinderen en jongeren steeds slechter kunnen rekenen en schrijven. Klopt! denk ik dan, maar dat weten we toch al lang?
Taalrichtlijnen
Afgelopen winter leek er op Windesheim een kleine verandering zichtbaar, toen het directieteam besloot om een externe tekstschrijver opdracht te geven voor het schrijven van taalrichtlijnen. Deze richtlijnen waren bedoeld om opleidingen houvast te geven bij het ontwikkelen van passende taalbegeleiding van jaar één tot en met jaar vier. De titel baarde me al een beetje zorgen (richtlijnen kun je tenslotte gewoon naast je neerleggen als je zelfsturende teams hebt), maar waar ik ook een hard hoofd in had was de implementatie ervan.
Het idee van de richtlijnen is dat er een Windesheimbreed kader wordt gegeven, waarbinnen opleidingen de ruimte krijgen om het vak op hun eigen manier in te vullen. Maar wie gaat die invulling dan doen, vraag ik me af. Docenten willen natuurlijk heel graag beter schrijvende studenten in hun klas, maar WAAR moeten ze beginnen als hun agenda nu al zo vaak buiten z’n oevers treedt?
Contractverlenging
Tuurlijk, daar hebben we onze taaldocenten voor! Maar even voor de duidelijkheid: dat is maar een klein clubje. Lang niet iedere opleiding heeft een eigen taaldocent, terwijl wel iedere opleiding te maken heeft met een stroom aan alsmaar zwakker geschreven verslagen. Dus hoe keren we dat tij? Pak de richtlijnen! hoor ik de panikerende docenten in gedachten al roepen. En na het lezen van de eerste paar pagina’s: Wáár zijn de taaldocenten!? Tsja, deels bezet en deels verdwenen. Hoezo zijn de taaldocenten deels ‘verdwenen’ ? Nou gewoon, geen contractverlenging. Hunh? Maar hoe verhoudt zich dat tot de verzuchting dat de taalvaardigheid van onze studenten ieder jaar slechter wordt?
Ik ben een boon als ik het begrijp, maar ik krijg wel steeds meer het idee dat mijn vak over tien jaar simpelweg niet meer bestaat. Of dat erg is? Kennelijk niet erg genoeg, anders zouden er wel andere keuzes worden gemaakt. Het enige wat ik persoonlijk wel erg vind, is als we blijven klagen over taalverloedering zonder er structureel iets aan te doen. Zullen we afspreken dat we geen krokodillentranen meer plengen over de teloorgang van onze taal, zolang we blijven bezuinigen op taalonderwijs?
Judith van der Stelt is schrijfcoach en dyslexiespecialist bij het Student Support Centrum in Almere