Het is een van de warmste dagen van het jaar en ik werk in een snikheet tapasrestaurant. Het is augustus en de airco is stuk. Niet dat die in het afgelopen halfjaar wel heeft gewerkt. Voor een mager hongerloon van iets meer dan 3,50 per uur deel ik tapas, wijn, bier en cocktails uit. In een lange zwarte broek en een kletsnat shirt. De verwassen zwarte kleur lijkt ineens pikzwart: zo goed als nieuw. Ik stink naar bier en zurigheid.
Als eindelijk alle klanten weg zijn en ik mijn voorhoofd sta te drogen voor de ventilator komt mijn teamleidster de vriezer uit met raketjes. Iedereen juicht en ik ben zo opgelucht. De Spaanse muziek, die ondertussen mijn neusgaten uitkomt, wordt uitgezet. Er wordt een raketje naar me toe gegooid: “Vangen!”. Ze hebben de gek met mij, omdat ik zo jong ben; een makkelijk doelwit.
Ik weet het raketje nog net met mijn buik en handen op te vangen. Mijn teamleidster en haar twee vriendinnen die vanavond ook moesten werken staan te kletsen bij de kassa terwijl ik nog een doekje over de bar haal. Ik hoor ze lachen en kijk naar hen. Ze kleden het raketjes uit alsof het een man is. Mijn teamleidster houdt het ijsje bij het stokje en likt het langzaam. Een collega valt op de grond van het lachen: “Dit kan echt niet, stop,” giert ze. Mijn teamleidster ziet me kijken. Ik draai mijn hoofd weg.
“Hey, Nynke, ken je dit?” Ik kijk haar verbaasd aan en zeg niets. Ze loopt naar de computer en zet een hit van Bizzey op. Door het hele restaurant klinken de tergende tonen van Traag. Ze steekt het hele ijsje in haar mond, tot achter in haar keel, en schudt met haar billen. Haar vriendinnen komen niet meer bij van het lachen terwijl ze meezingt met het nummer: “Doe ik het goed? Papi! Papi! Ken je dat niet, Nynke?” Ik krab even in mijn nek en schud mijn hoofd.
Ik loop naar de vriezer. Ik eet dat ijsje later wel. In de vriezer blijf ik staan om ze stiekem uit te lachen. Ik heb nu al zin om mijn ouders te choqueren met dit bizarre verhaal. En dat is precies waarom ik er morgen weer ben