Wat mijn ouders precies geloofden, heb ik nooit kunnen doorgronden. Er was religie in het huis, soms werd je panisch van alle schietgebedjes in de huiskamer, maar tijdens minder roerige omstandigheden manifesteerde mijn vader zich als een devoot bierdrinker en mijn moeder bleef vooral trouw aan haar liefde voor Action.
Verder kwamen ze niet, qua toewijding. Er was wél een ongekende vorm van bijgeloof. Zo mochten wij, mijn oudere broers en ik, in de avond niet onze nagels knippen, omdat satan anders zou langskomen. Ik dacht altijd als ik die waarschuwing hoorde: heeft die man niets beters te doen? En wie in ons huis, nietsvermoedend en zonder bewust initiatief begon te fluiten, kreeg meteen een scheldkanonnade voor zijn kiezen, want daarmee zou het onheil onze woning komen bezoeken. Het was vragen om problemen.
Om al die ellende tóch tegen te gaan, voor het geval wij ons niet hielden aan hun eindeloze lijst angsten, kocht mijn moeder voor elke ruimte in het huis een amulet, in de vorm van een blauw oog. Wie weleens in een Turkse winkel komt, moet maar eens naar de muren kijken, ze hangen bijna overal. Eigenlijk hebben alle ondernemers ze wel. De gedachte is dat deze blauwe ogen de eigenaren beschermen tegen ‘nazar’, oftewel tegenspoed, in de hoop dat ellende denkt: ik kijk wel even een deurtje verder. Hier is preventie tegen de dood, een enge ziekte, of financiële tegenslagen.
Het lijkt er nu misschien op alsof ik deze hele gang van zaken in de maling neem, maar in mijn eigen huis in Deventer hebben we bijna in elke kamer die blauwe ogen hangen. Het zit nu eenmaal in mijn systeem. Ik ben misschien, op allerlei verschillende fronten, volledig geassimileerd, en toch zie ik altijd weer kleine dingetjes die me herinneren aan waar ik vandaan kom. De angst voor het boze oog is daar een exemplarisch voorbeeld van.
Het fenomeen geldt voor alle mensen die van buitenaf naar Nederland komen. Natuurlijk willen ze integreren en inburgeren, maar angst voor het leven, heel diep in je vezels, verdwijnt niet als je na lang oefenen het Wilhelmus kan zingen. Ik moest laatst langdurig in een studio werken voor mijn eigen programma. Ik was er niet gerust op. Daarom timmerde ik een mooi en groot blauw oog boven de ingang. De andere medewerkers merkten niets op, ze keken me wel raar aan. Ik zei dat ik een aparte vogel ben. Dat wisten ze wel. Daarom mocht het gewoon blijven hangen.