‘Brain rot.’ Dat woord is door de Oxford Dictionary verkozen tot het woord van het jaar 2024. Deze term voor overmatig scherm- en smartphonegebruik valt bij mij thuis ook geregeld (ik heb drie tienerzoons). En er horen verhalen bij. Van vriendjes die op doordeweekse dagen doorgaan met op hun smartphone kijken tot de zon opkomt. Om dan trots op apps als Snapchat te melden dat ze ‘batman’ zijn (want: hele nacht opgebleven). De huidige jeugd deelt ook trots met vriendjes dat het ze gelukt is om, naast school, avondeten, huiswerk en andere verplichtingen dagelijks zo’n tien uur op TikTok te zitten. Dat gaat natuurlijk ten koste van relevantere dingen. Want ja: ook die verhalen hoor ik. Over kinderen die blijven zitten omdat ze gewoon de hele dag gamen, tijdens de les, thuis: altijd. Dat lijkt me niet de bedoeling.
Zodra ik mijn beklag doe over het smartphonegebruik van Gen Z voel ik me een bedrieger. Want al sinds de vroege negentiende eeuw wordt er in kranten geklaagd over ‘de jeugd van tegenwoordig’. Sterker nog: in de Oudheid gebeurde het geloof ik al. En we kennen allemaal de doemscenario’s: dat de grammofoon de jeugd zou verpesten, of Elvis, of de Walkman. Met terugwerkende kracht klinkt dat allemaal heel erg naïef, en kortzichtig. Het leven is complex. Hoe makkelijk om alles te reduceren tot een gebruiksvoorwerp of artiest.
Maar met de smartphone ligt het mijns inziens tóch anders. Dit ding is zo opzettelijk disruptief: dat moet wel problemen veroorzaken. In een boek van de Nederlandse psychoanalyticus Arthur Eaton las ik dat het scherm infantiliseert en kinderen kleinhoudt. De hele dag op een telefoon zitten, stelt dus de persoonsontwikkeling uit. En bij de studie helpt het ook niet. Toen ik recentelijk een student probeerde te helpen, werd ons gesprek om de zoveel seconde onderbroken door het getril van een telefoon. Concentreren is dan onmogelijk, terwijl dat voor schrijven juist zo noodzakelijk is. Noorwegen en Australië zijn het smartphonegebruik van tieners al aan banden aan het leggen. Windesheim moet niet achterblijven. Aan ons de taak om verdere ‘breinrot’ van de jeugd te voorkomen.