Reizen met het openbaar vervoer. Voor de een is het een walhalla, de ander doet er alles aan om de burgerrups te vermijden. Normaal gesproken val ik in de eerste categorie. Er is niets lekkerder dan onderweg in de stiltecoupé wegdromen met een goed boek en – voor je gevoel – binnen tien minuten op je eindstation staan, terwijl je in werkelijkheid ruim drie uur onderweg bent geweest. Soms staat het geluk echter niet aan je zijde en heb je het gevoel dat je al drie uur onderweg bent, als de trein nog niet eens weggereden is.
Die ‘soms’ was bij mij afgelopen vrijdag. Vrijdag de dertiende. Alles wat fout kon gaan, ging fout die dag. ’s Avonds moest ik om half tien vanuit Nijverdal naar mijn ouders in het altijd mooie Zuidhorn. (Even voor de topografisch niet zo sterke mensen; dat is van Twente naar het westen van Groningen.)
Aangekomen op het station in Nijverdal heeft de trein ruim een half uur vertraging, staat er een groepje jongens met hardstyle-muziek op volume 100 en voert de mevrouw naast mij op het bankje een telefoongesprek in het Swahili op standje 101 om zo nog boven de jongens uit te komen. Enfin, om half elf rijdt de trein uiteindelijk het station uit.
Eenmaal in Zwolle trek ik een sprint waar zelfs Usain Bolt ‘u’ tegen zegt van perron 8 naar perron 5, om daar de trein naar Groningen voor mijn neus weg te zien rijden. Dat werd dus nog een half uur wachten in de kou, want dat had ik nog niet genoeg gedaan. Tot overmaat van ramp stapt er vlak voordat de trein vertrekt nog een groep dronken meiden naar binnen, die luidkeels het hele repertoire van Marco Borsato door de coupé heen krijst.
Goed, onderweg liep de trein nog de nodige minuten vertraging op waardoor ik in Groningen mijn overstap miste en half jankend mijn ouders op moest bellen of ze me alsjeblieft op wilden halen van het station. Een kwartier later kon ik gelukkig instappen in de zwarte Touran op weg naar mijn warme bed. Dat was dan nog het enige wat meezat die dag.
Noor Mekel, student journalistiek