Cmr-voorzitter Tommy Visscher: ‘Het gesprek moet niet gaan over extremen’
Het ‘Toekomstbeeld’ voor Windesheim dat het College van Bestuur vorige maand verspreidde, veroorzaakte onrust onder docenten. Reden voor de Centrale Medezeggenschapsraad (cmr) om haar visie op flexibilisering aan het College van bestuur voor te leggen. Het in het stuk geschetste toekomstbeeld is in de ogen van de Raad onwenselijk.
In het door het College verspreide ‘Toekomstbeeld’ wordt een mogelijke uitwerking geschetst van Ambitie 1 van de Strategische Koers: de flexibilisering van het onderwijs. Zo wordt gesteld dat ‘studenten kunnen kiezen via welke onderwijsactiviteiten zij hun leeruitkomsten willen verwerven en zelf een keuze kunnen maken uit verschillende vormen van toetsing, al dan niet leerwegonafhankelijk’. Een andere vér strekkende opmerking betrof het toetsen: ‘Toetsmomenten worden zoveel mogelijk afgestemd op het moment waarop de student denkt de inhoud verworven te hebben’.
Het document was bedoeld om de discussie te stimuleren en heeft ook zeker dat effect gehad. Een artikel in WIN Magazine, waarin de toenmalige ‘trekker’ van ambitie 1, Mark Boiten, toelichting gaf, deed de onrust alleen maar groeien. De CMR wees het College in december op bezorgde signalen vanuit de hogeschool, maar heeft het College inmiddels ook een schriftelijke reactie gestuurd. In de ogen van de CMR, aldus de reactie, zijn de twee bovenstaande ideeën/voorstellen ‘uitgangspunten die met name opgaan voor een kleine groep studenten die een hoge mate van eigen regie wensen of door omstandigheden af moeten wijken van de normale route.’ Voor de grote meerderheid van de studenten is dit volgens de Raad ‘onwenselijk, bovendien onorganiseerbaar, werkdruk verhogend én niet te vergeten onbetaalbaar.’
CMR-voorzitter Tommy Visscher vreest dat de discussie binnen Windesheim over ambitie 1 door het document uit het lood werd geslagen. ‘De reacties verschilden per opleiding. Soms was het van “dat doen we wel even”, maar er waren er ook waar gezegd werd: “Dat is ontzettend veel werk, dan moeten we van voren af aan beginnen.” Waar we voor moeten waken is onterechte angst. We moeten het niet groter maken dan het is, maar ook niet bagatelliseren.’ De in het Toekomstbeeld gegeven voorbeelden waren wat hem betreft ‘extremen’ die niet zonder goede toelichting verspreid hadden moeten worden ‘omdat docenten anders kunnen gaan denken dat die extremen het nieuwe “normaal” worden. Ik denk dat je dat soort plannen voorzichtig moet brengen, en zo precies mogelijk moet vertellen wat het allemaal inhoudt. Je moet voortdurend in gesprek zijn, steeds zorgen voor goede uitleg én je moet ervoor waken dat het gesprek alleen maar gaat over de extremen.’
Visscher benadrukt dat de discussie hierover met het CvB niet is afgesloten. ‘We hebben het te allen tijde over goed onderwijs. Als we niet hadden gereageerd, dan had het geleken alsof wij geen zorgen hadden over deze wijze van communiceren.’