Deze column schreef ik midden maart. Het had toen te weinig ‘Corona-gehalte’:
“Ik loop door de gangen van de instelling. In een huiskamer zit ze in een rolstoel. Ze is alleen. Ze lijkt van glas, zo breekbaar, zo fragiel. Met haar ogen half dicht staart ze in het niets. Ik loop op haar toe: “Hallo…”. Ze schrikt op: “Wie bent u?” vraagt ze. Haar stem is iel en hoog. “Ik ken u niet.” Nee, dat klopt. Ze zit hier in een wereld vol vreemden. Ze lopen langs haar door de gangen en doorkruisen anoniem de ruimte die ook de hare is. Misschien kent ze wel niemand van vroeger. Ik ken haar ook niet. Ik vertel haar dat ik geestelijk verzorger in opleiding ben. “Zal ik even bij u komen zitten?” Ze is onrustig. “Ik weet niet waar de bonen zijn!” Daar kan ik haar niet mee helpen. Ik weet ook niet waar de bonen zijn en ook niet hoe die een rol spelen in het verhaal waar zij nu middenin zit. Maar ik merk wel dat ze onrust voelt, angst misschien. “U hoeft zich vast geen zorgen meer te maken; alles wordt geregeld,” probeer ik. Ze laat zich niet geruststellen. Niet met woorden tenminste. Dus pak ik haar hand en kijk haar in de ogen. Ze zakt weer terug in de stoel en begint rustiger te ademen. Zo zitten we saampjes een poosje.
Als ik weer wegga piept ze zachtjes: “Blijf niet te lang weg.”
Ik loop terug langs de posters die overal op de deuren hangen: “Wegens Corona geven we elkaar geen hand meer!” Ik zucht en ga mijn handen wassen.
Een week later de mail die aankondigt dat er tot 31 maart geen lesactiviteiten op Windesheim plaatsvinden. En een mail van een ongeruste student. Coronastress: hoe verder? Het huidige curriculum kent één module: omgaan met onzekerheid.”
Ik heb de mevrouw niet meer gezien; ik kan haar afdeling niet meer op. Ik ben nog wel op Windesheim geweest: het lijkt een spookstad. Binnen twee maanden een nieuwe werkelijkheid; een ‘nieuw normaal’. Teveel Corona.
Monique Ratheiser is docent bij Journalistiek