Minder stageplekken, en een onzekere toekomst

De coronamaatregelen zorgden ervoor dat tientallen verpleegkundestudenten gedwongen werden hun stage af te breken. De situatie is wat genormaliseerd, vertellen docenten Maria Bannink en Nicole Janmaat, maar er is een flink tekort aan stageplekken.

Verpleegkundestudenten lopen véél stage. In hun tweede, derde en vierde studiejaar is dat steeds een half jaar, en in het vierde jaar voeren zij daarnaast ook een project uit dat voor twee dagen in de week uit een stage bestaat. De opleiding vergt dus veel stageplekken en de relatiebeheerders zijn dan ook voortdurend op zoek naar nieuwe stagemogelijkheden. Die zoektocht werd een dwingende noodzaak toen Nederland een half jaar geleden in lockdown ging en de ziekenhuizen overspoeld werden met coronapatiënten.

Maria Bannink: ‘Ik denk dat in de eerste weken zo’n veertig studenten acuut in de problemen kwamen. In het begin ging het erg snel. We hadden in verschillende ziekenhuizen “leerafdelingen” waarin heel veel studenten tegelijk stage liepen. Bijvoorbeeld bij het Isala de leerafdeling acute opname. En juist die afdelingen acute opname werden grondig gereorganiseerd en daar moesten alle studenten vertrekken. Zo hadden we vanuit het Isala Ziekenhuis twaalf studenten die in eén klap geen plek meer hadden. En dat probleem werd in de weken daarna alleen maar groter. Ziekenhuizen richtten zich sterk op de opvang van coronapatiënten. De basiszorg kwam enorm onder druk te staan; vaak was daar sprake van een opnamestop. Ook daar was er dus geen werk meer voor stagiaires. In de thuiszorg zag je hetzelfde beeld. Daar liep het aantal stageplekken ook fors terug omdat het de regel werd dat een cliënt nog maar door één verpleegkundige bezocht mocht worden – en dan kon de stagiair dus niet langer meedraaien.’

Wat doe je op zo’n moment?

Bannink: ‘We zijn als relatiebeheerders samen met het bedrijfsbureau op zoek gegaan naar alternatieven. De verpleeghuizen bijvoorbeeld konden bijspringen. Veel personeel moest thuisblijven omdat ze besmet waren geraakt.’

Janmaat: ‘Er waren verpleeghuizen die dat niet zagen zitten, maar anderen zeiden: kom maar op. Met name vierdejaars hebben heel wat te bieden.’

Bannink: ‘Ik denk dat we in die fase eigenlijk voor iedereen die dat wilde een nieuwe plek hebben gevonden.’

Wilde niet iedereen dat?

Janmaat: ‘Niet iedere student nam dat aanbod aan. Er waren er die hun huidige stageplek veel te leuk vonden en er voor kozen om de stage af te breken om dan in september weer door te gaan. Die namen een paar maanden studievertraging voor lief. Die studenten ronden hun studie waarschijnlijk in november af.’

En hoe is de situatie nu?

Bannink: ‘Het totale aantal stageplekken is zeker gedaald. Op dit moment zijn er 240 derde en vierdejaars die stage lopen, en 96 tweedejaars. Maar daarnaast hebben zo’n 30 tweedejaars op dit moment géén stageplek. Omdat we minder plekken toegewezen hebben gekregen. We gaan ervan uit dat we dat in het tweede semester “inlopen” en dat er dan 140 tweedejaars stage lopen.’

Janmaat: ‘In de thuiszorg bijvoorbeeld is er minder aanbod. Dat heeft natuurlijk te maken met de anderhalve-meter-maatregel, waardoor je het vaak niet meer goed mogelijk is om met z’n tweeën naar een cliënt te gaan. In zo’n geval geeft de thuiszorgorganisatie al gauw de voorkeur aan een vierdejaars, die breder inzetbaar is. Maar dan moeten wij als stagedocent er weer op letten dat de kwaliteit van het leren behouden blijft. Als die onder druk staat, moet je ingrijpen.’

En hoe is dat in de ziekenhuizen?

Bannink: In de ziekenhuizen zijn we nu weer gestart met hetzelfde aantal stageplaatsen waar we vorig jaar ook mee zijn gestart. Maar ik kan alleen maar hopen dat het zo blijft.’

Janmaat: ‘Als er een tweede golf komt, moeten we natuurlijk maar afwachten wat voor consequenties dat gaat hebben voor de reguliere zorg. Maar ik denk dat we van de eerste golf geleerd hebben dat die toch zoveel mogelijk voorgezet moet worden. Ik hoop dus dat we dan gebruik kunnen blijven maken van de stageplekken daar.’

Bannink: ‘Ik denk dat we de afgelopen maanden allemaal veel geleerd hebben. Om een voorbeeld te geven, verpleeghuizen zullen straks wel drie keer nadenken voordat ze de hele boel weer op slot gooien. Ik denk ook dat we voortaan veel meer aandacht zullen hebben voor gesprekken met patiënten, familieleden en verplegend personeel over de dilemma’s: als dit of dat gebeurt, hoe pakken we dat dan aan? Er is meer aandacht voor hygiëne maar zeker ook voor deze “anticiperende zorg”, in de instellingen en ik denk ook onder docenten en studenten.’

Janmaat: ‘En wat we als relatiebeheerders hebben geleerd is schakelen, creatief zijn, alles kan een week later weer heel anders zijn.’

En hebben de studenten ook veel geleerd?

Janmaat: ‘Het heeft hun bewuster gemaakt van hun rol. Ze zijn soms bang om besmet te worden, en zo anderen te besmetten. Er zijn studenten die vanwege een coronabesmetting in de familie expres ergens anders gingen wonen. Anderen doen dat omdat ze thuis samenwonen met hun grootouders, en ze die niet in gevaar willen brengen.’

Bannink: ‘Verpleegkundestudenten zijn gelukkig niet van die “feestbeesten”.  Ze voelen zich heel duidelijk verantwoordelijk voor de vaak kwetsbare mensen waar ze mee omgaan.’

Maria Bannink is ‘stagedocent plus’ (begeleider tijdens de stageperiode) voor een aantal studenten. Daarnaast maakt zij deel uit van het team relatiebeheerders van de opleiding. Nicole Janmaat is ook stagedocent plus en teamlid, en tevens voorzitter van het Landelijk Overleg Stagecoördinatoren.

WIN wil graag weten wat verpleegkundestudenten tijdens hun stages allemaal doormaken. Hoe ga jij om met de coronamaatregelen? Ben je bang om besmet te worden? Heb je bijzondere ervaringen, positieve of negatieve? We horen het graag!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *