Ze werd een half jaar geleden voorzitter van de Centrale Medezeggenschapsraad van Windesheim. En belandde daarmee midden in de woelige wateren van de Strategische Koers. Volgens Claudia Tempels wordt het hoog tijd dat het College ruimte biedt voor bezinning.
Claudia Tempels heeft de Calo gedaan. Dat wil zeggen, eigenlijk wist ze niet wat ze moest gaan doen, waarop een gymdocent haar naar de Calo stuurde. Dat was misschien wat. Bij de Calo heeft ze zich altijd heel erg thuis gevoeld. Eenmaal aan de slag in het voortgezet onderwijs kwam vanuit de Calo de vraag of ze daar wilde komen werken. Ze heeft het een tijdje naast elkaar gedaan, voortgezet onderwijs en Windesheim. ‘Op een gegeven moment moest ik kiezen en werd het Windesheim.’
Maar je bleef niet bij de Calo…
‘Op de Calo heb ik geleerd hoe je mensen in beweging zet. Niet alleen letterlijk maar: hoe kun je mensen motiveren om stappen te zetten. Dát vond ik interessant. Ik heb toen de master leren en innoveren gedaan en vier jaar in Flevoland, waar ik een concept heb ontwikkeld voor de studentbegeleiding, en de Corporate Academy, waar ik docenten opleidde, werd ik adviseur bij het domein techniek. En nu ben ik sinds een half jaar voorzitter van de CMR. Je ziet, ik heb Windesheim van veel kanten gezien. Alleen Social Work en BMR nog niet…’
Hoe zou jezelf na al die omzwervingen omschrijven?
‘Tja.. ik noem mezelf wel: veranderkundige vanuit onderwijskundig perspectief.’
En wat ziet een ‘veranderkundige’ in al die jaren veranderen?
‘Op een gegeven moment zie je dingen terugkomen in de organisatie. Neem de aandacht voor meer keuzemogelijkheden voor de student. Daarvoor hebben we jaren geleden de major en de minor bedacht, zodat studenten zich door middel van een minor konden verdiepen in andere onderwerpen, op andere plekken. Dat vonden we toen allemaal best ingewikkeld. Die discussie over “ruimte maken voor keuze” is dus al heel lang gaande. Dan denk je soms: gaan we het nu wéér over flexibilisering hebben…?’
Een zinloze discussie?
‘Het is geen zinloze discussie maar ik ben wel benieuwd hoe het komt dat het College van Bestuur zo de nadruk legt op die maximale keuzevrijheid. Als je met docenten praat dan zeggen die dat er al heel veel keuzemogelijkheid bestaan binnen de opleidingen, zeg maar op microniveau. Als je dat niet ziet… dan krijg je misschien het idee dat studenten te weinig keuze hebben.’
En ziet het College dat niet, denk je?
‘Ik vraag me soms af of ze de goede vragen stellen aan docenten.’
Keuzemogelijkheden buíten de eigen opleiding is toch een goede zaak?
‘Uit onderzoek blijkt dat als je studenten de ruimte geeft om af en toe keuzes te maken, dat dat motiverend kan werken. Maar die keuzes moeten nabij het vak zitten waarvoor je wordt opgeleid. We zijn een beroepsopleiding! Je moet ervoor zorgen dat studenten keuzes maken die er voor zorgen dat ze een betere professional worden, met een stevige beroepsidentiteit. Bovendien weten we inmiddels ook uit divers onderzoek dat teveel keuzes tot stress leiden.’
Flexibilisering moet voorkomen dat studenten onnodig uitvallen….
‘Het tegengaan van onnodige uitval is voor mij een enorme open deur… daar zijn we het over eens, daar moeten we zeker aandacht voor hebben. Maar de zwaarte die het College legt op flexibiliteit, dat is niet de zwaarte die ik zou willen aanbrengen. Het College heeft het over “we gaan naar het zuiden”. Dat betekent voor hen: we kiezen voor flexibel onderwijs, en persoonlijke leertrajecten. Maar voor mij is het zuiden: goede professionals afleveren. En dan kun je aan allerlei knoppen draaien om dat te bereiken. Wat het College het zuiden noemt, is voor docenten één van de vele middelen om die goede professionals af te leveren.’
Zijn alle docenten het daarover eens?
‘Ik denk dat docenten elkaar snel kunnen vinden als het gaat om hoé je studenten moet opleiden. Dat is immers hun corebusiness. En natuurlijk zijn ze het niet altijd met elkaar eens en dan ontstaan er discussies. Maar die helpen juist om het onderwijs te verbeteren.’
Durf je als CMR-voorzitter te stellen dat er wat dat betreft een kloof is tussen het College en de docenten?
‘We zijn een gekozen raad. Dus je mag er van uitgaan dat we als CMR het geluid van studenten en personeel vertegenwoordigen. Daarom doen we ook regelmatig, hier en daar, achterbanpeilingen. En daaruit concluderen we vaak dat veel docenten een hele andere kijk hebben dan het College op in welke mate flexibiliteit hoort bij goed onderwijs. Maar het gesprek daarover wordt te weinig gevoerd. Als CMR hebben we een goede dialoog met het College. En we gaan het debat ook zeker niet uit de weg. Maar we krijgen toch ook vaak het signaal vanuit de hogeschool dat mensen met verstand van zaken te weinig worden geraadpleegd bij het maken en uitvoeren van plannen. Daar hebben we het ook wel over, maar ik merk wel: dat andere geluid, andere perspectieven, die krijgen in de hogeschool nauwelijks een podium.’
‘De visie van het College wordt regelmatig in de spotlight gezet. Tijdens de Onderwijsweek, op Sharenet. Maar ik spreek heel veel mensen in de organisatie die erin staan zoals ik. Dat andere geluid wil ik ook graag horen. Maar als je het niet helemaal eens bent met het College, of een compleet ander beeld heb van wat goed onderwijs is, dan haal je het podium niet. Ik zie dat wanneer mensen zich niet kunnen vinden in de Strategische Koers, ze terugtrekkende bewegingen maken of zelfs weggaan. En dat vind ik erg jammer! Het zijn vaak collega’s met veel verstand van zaken.’
Denken ze dat het niet goed zal aflopen?
‘Misschien. Neem de Digitale Campus. Die wordt ingericht zodat studenten maximale keuzevrijheid krijgen. Veel docenten vinden dat niet nodig en voelen zich gedwongen onderwijskundige keuzes te maken waar ze niet achter staan. Onlangs hoorden we (gelukkig) ook: ‘je kunt ook je standaard programma er wel in zetten’. Dus dan denken veel docenten: oké dan doen we dat. We hebben immers een goed doordacht programma…’
Prima toch?
‘Daar zijn we op Windesheim in de afgelopen jaren heel goed in geworden: meebuigen met de nieuwe wind maar ook zoeken naar de ruimte om te doen waar je zelf achter staat. Maar ik zou graag willen dat we niet in zo’n realiteit leven. Ik zou graag willen zien dat mensen écht hun autonomie pakken om vanuit hun eigen professionaliteit hun eigen opleiding vorm te geven.’
En hoe kijkt de CMR aan tegen de digitale campus?
‘Vanuit de CMR maken we ons grote zorgen over de insteek. We vragen ons af of je de regie wel bij studenten mag neerleggen. En ook maken we ons zorgen over de haalbaarheid van de plannen. Ter vergelijk, ik heb ooit een deeltijdopleiding ontworpen; in die tijd was dat een heel wild plan. Dat moesten we gepland krijgen in het roostersysteem. Het ging om een heel kleine opleiding en dat was al enorm ingewikkeld. En als ik dan kijk naar de uitwerking van de digitale campus, dan zie ik iets ontstaan waarvan ik denk: hoe krijgen we dit ooit gepland in een systeem? Ik ben geen expert op het gebied van roosteren – daar hebben we gelukkig slimme roosteraars voor – maar ik zie dat dat een enorm ingewikkeld vraagstuk is. En als ik dan zie, de manier waarop dat nu aangevlogen wordt, dan denk ik: kan dat ooit goed komen?!’
Als het College over dergelijke zorgen hoort, is de reactie: we hebben het blijkbaar nog niet goed uitgelegd…
‘Het College neemt zeker de moeite om het verhaal nogmaals en nogmaals te vertellen. Maar daar gaat het wat mij betreft niet over. Neem het Onderwijsraamwerk. Wanneer wij dat stuk onder ogen krijgen, dan vragen we ons af: waar komt dat vandaan? Je zou verwachten dat als er in oktober 2020 een Onderwijsraamwerk wordt vastgesteld op Directeuren-niveau, die informatie vervolgens naar de opleidingen gaat en de docenten worden ingelicht. Maar heel veel docenten (en wij als CMR) wisten niet van het bestaan. En dan wordt er als “oplossing” gekozen voor het organiseren van review bijeenkomsten met meer dan honderd mensen. Natuurlijk is dit een manier om mensen te informeren. Maar zo creëer je niet het o zo belangrijke draagvlak om deze verandering te kunnen laten lukken!’
‘Verder zien we een bevlogen innovatieteam dat graag handen en voeten geeft aan de Strategische Koers. De leden daarvan praten met allerlei mensen in de organisatie – maar ik ben een beetje bang dat ze vooral de usual suspects benaderen. Mensen die bezig zijn met de Strategische Koers zouden juist op zoek moeten gaan naar het andere geluid. Dat verwachten we van studenten ook: dat ze op zoek gaan naar andere bronnen dan alleen degene die je persoonlijke kijk bevestigen.’
Mijdt men de confrontatie met kritiek?
‘Ho wacht even! Ik wil wel gezegd hebben: Iedereen werkt hard, heeft het hart op de goede plaats, maar… het komt gewoon niet bij elkaar. Laten we dus echt in gesprek gaan over keuzevrijheid, en onnodige uitval. Dat gesprek wordt in opleidingen al jaren gevoerd maar laten we het gesprek echt samen voeren. En laten we ook een gesprek voeren over de vraag of we op dit moment de professionals opleiden die het werkveld nodig heeft. En hoe dat beter kan.’
Dat klinkt als een “openbreken” van de Strategische Koers. Maar de CMR heeft daar toch lang geleden mee ingestemd?
‘In 2017 heeft de toenmalige cmr ingestemd met de Strategische Koers, op hoofdlijnen. Persoonlijk, flexibel onderwijs lijken me prima ingrediënten voor een uitdagend curriculum. Alleen, dat zijn niet de enige ingrediënten. En voor de manier waarop zaken nu worden uitgevoerd, daar hebben we geen instemming voor gegeven. Terwijl dat soms hele onderwijskundige en ingrijpende trajecten zijn die de hele hogeschool aangaan en waarbij je je kunt afvragen: had de CMR dit beeld voor ogen toen ze instemde met de Strategische Koers? Neem die onderwijscatalogus, waarin studenten straks hun persoonlijke opleiding bij elkaar kunnen “shoppen”. Dan denk ik: dat was toch niet de bedoeling, dat kan toch niet waar zijn?’
Ik hoor in de CMR vergaderingen veel detailkritiek, veel zorgen, maar niet echt een beroep op het College om de Koers grondig te heroverwegen…
‘Ik ben erg tevreden over hoe de CMR momenteel functioneert. Als we een stuk binnenkrijgen, wordt daar heel scherp naar gekeken en hebben we vaak enorm veel vragen. Maar we zouden eigenlijk, naast vragen stellen, ook een standpunt moeten innemen. Het fundament onder de Strategische Koers, dáár moeten we het over gaan hebben. Als je die vragen bekijkt dan ligt daar een fundamenteel standpunt onder maar dat wordt gefragmenteerd op tafel gelegd.’
Dat gesprek, staat het College daar open voor?
‘De CMR en het College keren elkaar niet de rug toe. Alles kan gezegd worden. Maar uiteindelijk komt het erop neer dat we verschillend naar de zaak kijken. En daar moet iets gebeuren, volgens mij. Ik heb tegen Collegevoorzitter Henk Hagoort gezegd: in 2022 loopt het oude Instellingsplan af. Maak een nieuw Instellingsplan, versie 2.0. Grijp dat moment aan om opnieuw te kijken waar we staan en dan gaan we dat fundamentele gesprek voeren. Ik zie kansen om een nieuwe doorstart te maken. Misschien is dat naïef van mij, is dat het positivisme in mij, maar ik denk: we kunnen dit samen recht trekken.’
Is Henk daarvoor te porren, denk je?
‘Hij heeft meerdere malen gezegd dat we het gesprek over de ‘why’ moeten gaan voeren. Wij gaan het College vragen dat gesprek ook écht in gang te zetten. Dat wordt een spannend gesprek, dat snap ik wel.’ (MH)
Reacties op Claudia’s verhaal lees je onder dit bericht.
Foto’s: Herman Engbers
Hear hear!
Toch maar even een schriftelijke reactie alhoewel ik meer opteer voor een dialoog. Interessant te zien hoe de visies tegenover elkaar lijken te staan. Volgens mij moet de vraag veel meer gaan over hoe we willen samenwerken, vooral ook in de verticale lijn. Als we in staat zouden zijn daar daadwerkelijk de dialoog te voeren, met bereidheid echt naar elkaar te luisteren en de opvattingen waar nodig bij te stellen, zouden we als Windesheim veel succesvoller kunnen zijn. Meer draagvlak, meer samenwerking, meer succes en sneller in het zuiden.
Jolling