Het gebruik van Artificial Intelligence en Data Science zal de komende jaren een hoge vlucht nemen. Windesheim moet daarbij een rol spelen, zegt Erik Fledderus, als link tussen publieke en private partijen maar ook door de huidige ontwikkelingen kritisch te volgen.
In opdracht van Windesheim onderzoekt kwartiermaker (en voormalig directeur van SURF) Erik Fledderus de mogelijkheid om het huidige lectoraat Industriële Automatisering & Robotica uit te breiden tot een breder lectoraat dat meerdere perspectieven op het op onderwerp digitalisering bijeenbrengt en daarbij een goede gesprekspartner kan zijn voor de buitenwereld, met name buiten de regio. Want dat laatste aspect, dat schiet er nog wel eens bij in, aldus Fledderus: ‘Windesheim heeft een sterke opleiding hbo ict, en die ontwikkelt zich goed en snel. Bedrijven geven hoog op van de studenten en dat zit hem o.a. in de manier van samenwerken met het bedrijfsleven. De studenten krijgen in de hele opleiding de ervaring om met realistische vraagstukken te werken, en de docenten hebben een inhoudelijke én coachende rol. Maar ondertussen heeft de opleiding het heel druk met onderwijs geven en daardoor is er minder binding met ontwikkelingen buiten de regio.’
Lopen we daardoor kansen mis?
‘Neem het besluit van het kabinet, in april, om 276 miljoen uit het Nationaal Groeifonds te besteden aan onderzoek naar Artificial Intelligence. De universiteiten en het bedrijfsleven lopen ermee weg – maar je ziet dat de hogescholen, en Windesheim, hier de aansluiting dreigen te missen. Als ik daarover spreek met domeindirecteur Egon van der Veer, dan verzucht hij dat dat soort dingen, bij gemis aan een lector, op zijn bordje komen. Maar dat bordje is op een gegeven moment toch ook wel erg vol, overvol.’
Hebben hogescholen te weinig aandacht voor het binnenslepen van fondsen?
‘Bij universiteiten en grote bedrijven is het bread and butter om bij potentiële calls en nieuwe geldbronnen die opduiken, gelijk vooraan te staan. Je moet plannen op de plank hebben, geduld hebben, en als het moment dáár is, moet je toeslaan. Ze hebben daar ze ook behoorlijke ondersteuning voor georganiseerd en die afdelingen verdienen zich ook gewoon terug. Er zijn een paar hogescholen die iets vergelijkbaars hebben en Windesheim op zich scoort op dat vlak echt niet slecht, maar daar zit toch een belangrijk verschil tussen universiteiten en hogescholen.’ ‘Een ander verschil is dat veel van dat geld via NWO wordt verdeeld en daar richt men zich toch voornamelijk op universitair onderzoek. Financiering van praktijkgericht onderzoek loopt via SIA, een onderdeel van NWO, maar het gros loopt via NWO. En daarmee sta je als hogescholen bij de start al op 1-0 achterstand. Daardoor is de verdeling tussen fundamenteel en praktijk gericht onderzoek – althans in onze optiek – behoorlijk scheef.’
Geld proberen binnen te halen wordt ervaren als een ondankbare klus…
‘Het is huiswerk dat je moét doen, ook al levert het pas wat op op de lange termijn. Toen ik met de Europese Commissie werkte, en de Onderzoeksagenda van de EC uitkwam, kreeg ik van onderzoekers wel eens te horen: “de dingen die wij doen staan er niet in…” Dan zei ik: je moet niet klagen, maar kijken wanneer de volgende agenda wordt samengesteld – dat is zo’n vier jaar van tevoren – en dat is het moment om druk uit te oefenen. En dat ook zoveel mogelijk gezamenlijk gaan doen. Dat anticiperen is een wijze van werken die een gegeven moet zijn voor een lectoraat. Een lector moet op de hoogte zijn van dat spel.’
Even terug naar je opdracht. Hoe gaat het nieuwe lectoraat eruit zien?
‘Het huidige lectoraat Industriële Automatisering & Robotica is goed gekozen; het raakt een belangrijke snaar, een goed gekozen lectoraat. Dat blijft ook behouden. Als je wilt uitbreiden, dan is de vraag: zet je er een lectoraat naast of zet je er een omheen? Ik vind dat Windesheim, door voor dat laatste te kiezen, een goede keuze heeft gemaakt, voor een breed lectoraat, met massa.’ ‘Naast het huidige lectoraat als programmalijn komen er denk ik twee extra programmalijnen. De eerste gaat over toekomstbestendigheid van het mkb, en dan met name daar waar digitalisering een belangrijke rol speelt. Als ondernemer moet je je daarin verdiepen en de vraag voor ons is: hoe kun je daar als hogeschool en lectoraat een rol bij spelen?
De tweede lijn betreft de ontwikkelingen op het terrein van artificial intelligence en data science. Hierbij stel ik voor om op zoek te gaan naar een aantal koplopers uit verschillende sectoren, in de regio Zwolle, die kansen bieden voor praktijkonderzoek voor een aantal verschillende domeinen, of lectoraten. En ik wil dat publiek-privaat doen. Bedrijven koppelen aan instanties. In gesprekken merk ik dat bedrijven het een goed idee vinden om dat gesprek over sectoren heen te voeren.’ ‘Ik zal een hypothetisch voorbeeld geven. Neem beeldherkenning. Stel de gemeente Zwolle wil beeldherkenning inzetten bij de inrichting van nieuwe wijken, of de vernieuwing van haar dienstverlening, en bijvoorbeeld de nieuwe bewoners de mogelijkheid geven om daarover mee te praten. Dan kan ze een beroep doen op het Kadaster, maar die organisatie heeft ook zo zijn grenzen. Op zo’n moment kun je als gemeente ook een bedrijf vragen om een pilot applicatie te bouwen. Windesheim kan bijvoorbeeld die twee partijen bij elkaar brengen en daarbij studenten inschakelen. Dan kun je zoiets technisch regelen maar hoe ga je bewoners betrekken? Of als je bijvoorbeeld met een beeldherkenningssysteem zwerfvuil wil bestrijden – hoe vertaal je dat naar de buitendienst? Die vinden er ook nog wat van. Daar zitten organisatievraagstukken aan die interessant kunnen zijn voor andere lectoraten.’
Dus het nieuwe lectoraat kan maatschappelijk relevantere projecten oppakken.
‘De hogescholen, ook Windesheim, maken zich sterk voor de Societal Development Goals. Inclusiviteit, duurzaamheid, et cetera. Veel van die vraagstukken moet je vanuit meerdere kanten bekijken. En praktijkonderzoek is eigenlijk per definitie interdisciplinair.
Je geeft Zwolle als theoretisch voorbeeld maar gemeenten zijn momenteel inderdaad grote delen van hun dienstverlening aan het digitaliseren. Dat roept bij veel burgers weerstand op. Is dat ook een onderwerp voor het lectoraat?
Is het een onderwerp? Ja. Gaan we daar onderzoek naar doen? Ik weet het niet, want ik vind niet dat álles op het bordje van alleen Windesheim moet komen. Maar je zult me zeker niet horen zeggen: digitalisering zal ons overal bij helpen. Ik wil die andere kant van de medaille meenemen maar dan op een faire manier. Niet zo van: we moeten ermee stoppen!’
Die evenwichtige aanpak, kan Windesheim daarbij een rol spelen?
‘Een tijdje terug kwam ik de term slow technology tegen. Dat vond ik een hele mooie. Nu zien we bij bedrijven en instellingen vaak een rat race ontstaan van: zitten we er nog bij, stoppen we er wel genoeg geld in? We zouden vaker moeten nadenken over waar zijn we mee bezig zijn. Doen we het op de goede manier, zijn er in de ontwerpfase keuzes mogelijk die tot een betere uitkomst leiden? En wat is beter?! Dat is een hele gezonde houding waarover je als hogeschool een duidelijke positie kunt innemen. Stel jezelf de juiste vragen. Als die manier van reflecteren steeds wordt weggeduwd, als die moet wijken voor de rat race, dan hebben we over een aantal jaren vast hele mooie zoemende systemen maar geen mooie samenleving. Ik vind dat een hogeschool zich die vragen moet stellen.
Tekst: Marcel Hulspas
Illustratie: Gilles Tijmes
Foto: Jasper van Overbeek