De coronacrisis toonde de cruciale rol van de verpleegkundige in de gezondheidszorg. Die erkenning moet zich nog vertalen in zelfstandige bevoegdheden. Hoe leidt Windesheim verpleegkundigen op, om deze rol in te vullen? Een gesprek met Ronald Uittenbroek en Lubke van ’t Hul.
Laten we eerst even terugkijken. Hoe hebben de studenten het gedaan de afgelopen twee jaar?
Ronald: ‘Aan het begin van de pandemie moesten ziekenhuizen, waaronder het Isala, veel stagiaires naar huis sturen. Maar andere zorgorganisaties hebben bijna al die studenten kunnen opvangen. Misschien werd dat niet de plek die ze heel graag wilden, maar alles bij elkaar viel de schade door vertraging en uitval erg mee. Dat is de samenwerking die je beoogt met elkaar.’
Lubke: ‘Ik heb ontzettend veel bewondering voor onze studenten, binnenschools maar ook de stagiaires, zoals ze het hebben gedaan. Ze zijn vaak in het diepe gegooid, en soms hield ik mijn hart vast. We hebben als opleiding gedaan wat we konden en soms zat er helaas minder focus op begeleiding. Maar onze studenten hebben veel veerkracht laten zien. Maar je ziet nu dat met name tweedejaars door al die online lessen… hoe zal ik het zeggen: ze zakken wat weg. De toetsen over periode 2 zijn, zacht gezegd, niet zo goed gemaakt.’
Ronald: ‘Het cohort 2019-2020 heeft het verrassend goed gedaan maar met name 2020-2021 heeft het heel zwaar. Daar zie je de uitval stijgen. Je merkt impact van het vele thuisleren en van het missen van het sociale leven.’
Hoe heeft de instroom zich ontwikkeld?
Ronald: ‘Als we rond de 300/350 eerstejaarsstudenten uitkomen, doen we het goed. Dat is wat we samen met het werkveld kunnen opleiden in deze regio. Landelijk gezien leiden de opleidingen alles bij elkaar wel veel te weinig verpleegkundigen op gezien de grote tekorten die er zijn. En ondertussen is de uitstroom van gediplomeerd verpleegkundigen, al na een paar jaar, ook veel te groot.’
Lubke: ‘Wat daarbij ook speelt is dat de beroepsgroep relatief oud is. De komende tien jaar gaan er heel veel uitstromen. De vraag wordt de komende jaren daardoor nóg groter…’
Ronald: ‘…En we zien dit jaar een trendbreuk. De instroom blijft wat achter. Of dat komt door de beeldvorming is altijd lastig in te schatten. Verpleegkundigen waren eerst helden; nu hoor je ook over het hoge ziekteverzuim, de verhalen over werkdruk, en zo meer. Tegelijk zou het ook zo kunnen zijn dat leerlingen na behalen van diploma toch eerst een tussenjaar nemen; het kan nu weer.’
Als er de afgelopen jaren iéts duidelijk is geworden, dan is het wel dat verpleegkunde het hart van de zorg is. Maar de status van de verpleegkundige binnen de zorg, daar valt nog wel wat aan te verbeteren…
Ronald: ‘Wij zeggen dan ook: geef verpleegkundigen de ruimte! Neem verpleegkundigen, zeker op hbo niveau, nóg serieuzer en zet dat ook neer in zelfstandige bevoegdheden! Ziekenhuizen doen hun best. Ze hebben het over de hbo opgeleide als “regieverpleegkundige” er wordt meer en meer gesproken over zeggenschap en leiderschap… dat is belangrijk maar het is niet het enige! Indiceren [vaststellen wat moet gebeuren, mh], het zelfstandig opstellen van een behandelplan en zelfstandig uitvoeren van medische handelingen horen daar wat ons betreft gewoon bij. Maar dat wordt nog steeds voorbehouden aan artsen en andere master opgeleide zorgprofessionals. Ondertussen wordt de zorg steeds omvangrijker én complexer. Als je écht iets wil bereiken, moet je ook daaraan durven sleutelen.’
Lubke: ‘Dat is lastig, dat weten we. De sector komt van ver. De hbo/ mbo opleidingen dateren van de jaren ’70 van de vorige eeuw. Daarnaast heb je nog heel lang “in service opleidingen” gehad. Elk ziekenhuis had zo zijn eigen koninkrijkje. De verhoudingen binnen de zorg die toen zijn ontstaan, werken nog steeds door. Maar om het vak aantrekkelijk te houden en mensen te behouden, is het belangrijk dat te doorbreken. Als ik verpleegkundigen spreek hoor ik regelmatig: “Ik heb het wel gezien in de zorg. Ik heb er niks te vertellen”.’
Ronald: ‘In de zorg is nu eenmaal sprake van een scheve vraag-aanbod situatie. De relatie tussen patiënt en arts is in basis niet gelijkwaardig. Het is niet het gebruikelijke spel van vraag-enaanbod zoals bij andere diensten. Ook de financiering zit niet zo in elkaar en dat alles vertaalt zich terug in hiërarchische structuren waarin weinig ruimte is voor ondernemerschap en zeggenschap, ook voor de verpleegkundige. En die lopen dan weg, op een gegeven moment.’
Is de situatie in de thuiszorg gunstiger?
Lubke: ‘In de wijkverpleging zie je dat de hbo-verpleegkundige sterker staat. Die indiceert de zorg, die zegt: dit zie ik, dit is nodig. Die schat het aantal uren zorg in en bepaalt met de cliënt wanneer er afgebouwd kan worden. Die heeft kortom meer zeggenschap. Tegelijkertijd, als het gaat om bijvoorbeeld het introduceren van een nieuwe aanpak of een onderwerp, daar heeft ze vaak geen zeggenschap over. Als je dat vergelijk met fysiotherapeuten of huisartsen – die hebben wél zeggenschap. Als hbo-verpleegkundigen die zouden krijgen – en dáár leiden we ze voor op – dan, durf ik te zeggen, zou het beter gaan met de verpleegkunde in Nederland. Het gaat om zeggenschap. Dat woord kan ik niet vaak genoeg herhalen.’
Ronald: ‘We moeten met z’n allen de verpleegkundige die zeggenschap toevertrouwen. Maar dan moet de beroepsgroep daar zelf ook echt voor gaan staan! Wat je nu krijgt is het Calimero-effect: wezijn klein! we willen aandacht! Wij willen gezien worden! Maar de verpleegkunde is juist groot! Dat denken moet anders. Die kanteling, daar zijn we dagelijks mee bezig.’
Staan studenten daar open voor? Velen komen toch met het idee dat ze dienstbaar moeten zijn…
Lubke: ‘Ze zien zichzelf vooral als toekomstige verpleegkundigen aan het bed. Dan komen wij met zaken als zeggenschap, kijken hoe je zorg kunt verbeteren, en wetenschappelijk onderzoek. Dat vinden ze in eerste instantie “vreemd” maar uiteindelijk zien ze de waarde ervan in.’
En ze moeten leren assertiever te worden, kritischer. Maar hoe leer je ze dat?
Ronald: ‘We hebben gekozen voor persoonsgerichte zorg als centraal thema binnen de opleiding. Dat betekent dat niet de ziek(t)e maar de héle mens (met een ziekte) centraal staat. Het gaat niet om het formulier dat je moet invullen of de afdeling waar je werkt, maar de reis die iemand doormaakt. Pas als je daar oog voor hebt, kun je efficiënte, effectieve en passende zorg op de juiste plek leveren. Maar dan moet je studenten ook uitdagen om het bijbehorende gedrag te laten zien. In de opleiding komt dat neer op het steeds weer benadrukken van de urgentie. Wat doe je, en waaróm doe je dat? Wat is de achtergrond van de cliënt en wat zijn diens echte behoeften? Ze moeten op zoek gaan creatieve en soms nieuwe oplossingen, naar artikelen, onderbouwing en samen een plan maken.’
Lubke: ‘En dan komen wij zelf ook wel eens voor verrassingen te staan. Een tijdje geleden ontdekten tweedejaars studenten in de literatuur dat de aanpak die wij hanteren voor het inbrengen van een maagsonde verbeterd kan worden. Hun docent was stomverbaasd. Ik ben ook lid van de curriculumcommissie en op zo’n moment roep ik: dát zijn de voorbeelden die we met onze studenten moeten delen! Dan zien ze dat ze nú al, vanuit hun onderzoek, een bijdrage kunnen leveren.’
Ronald: ‘Een andere manier om ze uit te dagen is bij het vinden van een stageplek. Het is altijd zo geweest dat wij de studenten plaatsten. Wij bepaalden wat passend was voor een student. Dat is landelijk bij veel hbo-v opleidingen zo. Maar daarmee ontneem je studenten én het werkveld een kans om zich te presenteren en te profileren; om zeggenschap te nemen en leiderschap te tonen. Inmiddels kunnen studenten bij ons hun voorkeuren aangeven in alle stageperioden. Wij doen nu nog wel de definitieve plaatsing maar uiteindelijk willen we er naar toe dat het werkveld en de student samen bepalen wat de best passende stageplek is voor welke student.
Dat zijn die instellingen helemaal niet gewend…
Ronald: ‘Dat klopt. Daarom hebben we sinds kort een “kwartiermaker” die hen én ons gaat helpen om duidelijk te krijgen wat studenten nodig hebben en wat afdelingen voor het voetlicht kunnen en willen brengen om stagiaires aan te trekken. Wat we ook steeds meer doen is lessen organiseren samen met het werkveld, óp de stageplek. Bij Isala wordt daarvoor binnenkort een “innovator praktijkleren” aangesteld, gefinancierd door alle Zwolse hbo’s en mbo’s, die dit samen les geven op locatie een impuls moet gaan geven. Zo krijgen zij betere, gemotiveerde stagiaires en wij krijgen er een nóg betere opleiding voor terug.’
De nieuwe, assertieve verpleegkundestudent, is-ie er al?
Lubke: ‘Ik zal een voorbeeld geven. Een student van ons had een verbetering gevonden bij het gebruik van tilliften. Dat was een verbetering voor de zorgvrager én voor de verpleegkundige. Maar ze kreeg voor haar idee geen gehoor langs de reguliere weg: “leuk idee, maar we gaan het niet oppakken”. Gelukkig liet ze het er niet bij zitten en stapte naar de Ondernemingsraad. Die pakt het verder op.’
To be continued…
Lubke: ‘Ja. Maar wat ik zo goed vindt, is dat ze wegen zocht om wél gehoord te worden!’
Ronald Uittenbroek is opleidingsmanager bij de voltijdopleiding verpleegkunde locatie Zwolle en onderzoeker bij het lectoraat ICT innovaties in de zorg.
Lubke van ’t Hul is BIG geregistreerd verpleegkundige, gezondheidswetenschapper en docente verpleegkunde.
Tekst: Marcel Hulspas
Foto’s: Herman Engbers
Illustraties: Judy Ballast