Anne Velema heeft Windesheim verlaten en is nu voorganger in Stadskerk De Wijngaard in Leeuwarden. Windesheim verloor zo een markante medewerker. Maar een jongensdroom werd werkelijkheid.
‘Ik zal 14 of 15 jaar zijn geweest. Mijn ouders namen me mee naar een grote baptistenbijeenkomst in Drachten. Daar zag ik een echt indrukwekkende voorganger, een Surinamer, Orlando Bottenbley. En ik dacht: wat lijkt me dat mooi, om zo te kunnen preken – maar dat gaat mij nooit lukken want ben doodsbang om te spreken voor groepen.’
Je wilde wel meester worden.
‘Dat klopt. Ik heb ook mijn pabo propedeuse gehaald. Maar na dat jaar vloog het me aan. Leraar worden – en wat dan? Toen heb ik een hele veilige keuze gemaakt, ik ben rechten gaan studeren in Groningen. Dan kun je nog alle kanten op. Maar dat bleek een heel onpersoonlijke opleiding. Een klik met de studie kreeg ik pas in het derde jaar door de studentenrechtbank. Dan mogen studenten in een rechtszaal, bijna echt, een pleidooi of een requisitoir houden. Dat ging mij goed af; ik kreeg het hoogste cijfer dat in tien jaar was gegeven. (Later heb ik deze toetsvorm ook op Windesheim geïntroduceerd.)
Daarna kreeg ik de vraag of ik les wilde geven. Dat vond ik ook heel leuk. Na mijn afstuderen combineerde ik het lesgeven aan de universiteit met twee dagen in de week staflidmaatschap van Navigators. Je bent dan een soort geestelijk vader of moeder voor de studentleden; daarnaast ga je wel eens voor tijdens bijeenkomsten, of je houdt een overdenking. Dat heeft bij mij het vuurtje weer aangewakkerd….’
De meeste studenten vallen in hun studententijd juist van hun geloof.
Daar heb ik nooit last van gehad. Het geloof stond wel een poosje “op afstand” maar het is nooit weggeweest. Bij de Navigators werd ik juist weer aan het denken gezet. Daar werd het geloof echt persoonlijk. Wat betekent God in je leven? Die Jezus die ik leer kennen, zo wil ík zijn! Ik ga van die man houden! Jezus volgen is voor mij de kern van mijn geloof. Daar waar God onzichtbaar is, krijgt God handen en voeten in Jezus en hoeven we nooit meer te twijfelen over hoe God is.’
Hoe kwam je in Zwolle terecht?
‘Ik wist, Groningen biedt perspectief maar dan moet ik promoveren. En ik ben geen onderzoeker, daar voelde ik dus echt niets voor. Toen leerde ik mijn vrouw Mirjam kennen. Die woonde in Enschede. We kregen trouwplannen en vroegen ons af waar we wilden wonen. Nou, onze eerste date was in Zwolle en dus besloten we om in Zwolle te gaan leven en werken. Dat was voor ons allebei een compleet nieuwe start. En in Zwolle was net HBO Rechten gestart. Daar heb ik een jaar of drie gewerkt, daarna ben ik overgestapt naar HRM.
Het christelijk karakter van Windesheim speelde dus geen rol.
‘Geen enkele. Maar ik had daar wel ideeën bij. Ik dacht “christelijk”, dan zal de meerderheid van de docenten wel met een dagopening beginnen. Ik kreeg al snel in de gaten dat dat echt niet aan de orde was. Maar ik heb zelf wel regelmatig dagopeningen gehouden. Ik heb me altijd vrij gevoeld om dat te doen. Gewoon even het denken stimuleren, beslist niet altijd met de Bijbel erbij. Daar heb ik hele mooie reacties op gehad. Een meisje, vierdejaars, dat echt in tranen was omdat ze het mooi vond dat iemand zo voor zijn persoonlijke geloof uitkomt. Maar er waren ook negatieve reacties. Er was een jongen die letterlijk riep: “G-V-D, wat is dit nou!?” Dan schrik je wel even, van die vloek én van de felheid.’
De ondergang van de verzuiling heeft, denk ik wel eens, geleid tot een diepe afkeer van alles wat met geloof te maken heeft.
‘Zo voel ik dat ook. En ik heb dat aan den lijve ondervonden. Ik ben een keer door het domein gevraagd om een opening te houden voor de paasviering. Ik dacht: prima, dan lees ik het Onze Vader voor. En voor wie de tekst niet kent projecteren we die met een beamer. Toen zijn er dus drie mensen boos de zaal uitgelopen. Ik geef toe, dat was niet wijs van mij. Ik was nog niet zo lang op Windesheim, ik moest nog groeien in gevoeligheid. (lachend: ) Het werd nog erger. Ik heb toen ook nog een filmpje laten zien van een dominee met een heel bijzonder verhaal, echt vol vuur, inspirerend voor iemand als ik. Maar voor sommigen was dat niet te verteren. Toen zijn er opnieuw mensen weggelopen. Alweer: dat was niet wijs.’
Was je in die tijd wat al te prekerig, drammerig?
‘Ik was gedreven…. en een beetje naïef.’
Dat retorische, dat spreekt je wel aan.
‘Dat klopt.’
Maar het is een trucje natuurlijk.
‘Ehhh… dat vind ik een lastige. In de politiek hoor je het ook, en dan krijg ik vaak argwaan. Maar bij zo’n predikant gek genoeg niet… Kijk, Jezus bracht zijn boodschap ook vooral door krachtige verhalen. Maar je hebt gelijk, er zit iets dubbels aan. Op het moment dat mensen denken, Anne, je zoekt het te veel in de vorm, in de retoriek, moeten ze me echt waarschuwen.’
In Zwolle ging je weer naar de kerk, neem ik aan.
‘Het was een zoektocht; we hebben er zo’n tien bezocht maar uiteindelijk kwamen we uit bij de christelijk gereformeerde kerk aan de Thorbeckegracht. “Vrolijk orthodox”, zeggen ze wel. En niet strak in de leer. We vertelden de predikant dat als we kinderen mochten krijgen, we niet van plan waren om ze te laten dopen. Dat was geen probleem. Sterker, ondanks dat we “anders” dachten kreeg ik na een paar maanden het verzoek of ik voor zou willen gaan. Het was dus echt geen punt. En dat heb ik veertien jaar lang, zo’n acht keer per jaar gedaan.’
En op Windesheim wist je inmiddels ook de juiste toon te treffen…
‘Ik denk het. Windesheim bood een hele mooie kans om met anderen iets te delen van de hoop waar ik mee leef. En de hogeschool bood ook alle ruimte.’
Ik denk wel eens dat er in de loop der jaren steeds minder ruimte is ontstaan voor dialoog over diepere zaken…
‘Die ontwikkeling kan ik beamen en ik zag dat ook met lede ogen aan. Maar dat was geen reden voor mij om weg te gaan. Ik heb die vrijheid altijd gevoeld.’
Maar het stemde je treurig?
‘Dat misschien wel, als je weet wat de wortels van Windesheim zijn. Ik denk vaak dat mensen vooral teleurgesteld zijn in het instituut Kerk, en niet zozeer in God.’
Zag je dat ook bij studenten?
‘Nee. Studenten staan daar veel onbevangener in. Het gaat om de generatie daarvoor. Ik las ergens dat negentig procent van de agnosten die als kind gelovig zijn opgevoed uitgaan uit van een godsbeeld waarvan ik denk: tja, daar zou ik óók niet in willen geloven! Dat gaat me aan het hart.’
Maar preken helpt niet.
‘Ik heb heel vaak gedacht: laat mij mijn werk maar doen zoals ik dat vanuit mijn geloof doe, en als ze me dan leren kennen als mens, en horen dat ik christen ben, dan is dat hopelijk genoeg.’
Waarom ben je vertrokken?
‘Ik heb het voorgangerschap en het onderwijs altijd willen combineren. Veertien jaar lang is dat een mooie combinatie geweest. Als de gemeente in Zwolle mij een halftijds aanstelling had geboden, had ik daar heel diep over nagedacht. Maar Leeuwarden was eerder, zogezegd.’
Wat vonden je vrouw en kinderen daarvan? Je hebt vijf kinderen en die zitten nog op school…
‘Hidde, mijn oudste zoon, hij zit nu in groep 8, zei aanvankelijk resoluut: pap, ik ga niet mee. Ik ga wel bij opa en oma wonen. De eerste maanden ben ik heen en weer gereden tussen Zwolle en Leeuwarden en hij zei: dat gaat dus prima! Maar uiteindelijk zijn we toch naar Leeuwarden verhuisd…’
Stond je vrouw daar achter?
‘Helemaal. Ze is als domineesdochter wel gewend om te verhuizen, maar ze heeft er ook vreselijk tegenop gezien. We hebben er vrede over gekregen – maar niet zonder emoties, ook bij de kinderen. Er was verdriet, boosheid. Ik heb heel wat traantjes gezien. Maar als ik nu zie hoe onze kinderen het hier doen… die zijn zó goed gestart!
Een tijdje geleden kwam mijn geestelijk gehandicapte broer Tiago op bezoek. Hij keek rond, heeft een dutje gedaan, en toen ik hem wakker maakte zei hij: “Anne, huis goedgekeurd!” Hij is ernstig ziek. Hij heeft niet lang meer en had grote moeite met ons vertrek. Dat was de eerste en laatste keer dat hij bij ons in huis was… huis goedgekeurd!’
Hoe kijk je terug op Windesheim?
‘Ik heb het er reuze naar mijn zin gehad. Elk keer na de zomervakantie zag ik uit naar al die nieuwe studenten. Zo inspirerend! Maar na veertien jaar groeide toch wel… er kwam iets langs dat heel sterk bij mij paste en toen groeide de overtuiging dat ik Windesheim achter me kon laten. Zo’n hogeschool bruist, daar leef je bij op. Daar werd ik blij van. Maar ik word ook blij van deze gemeente.’
Tekst: Marcel Hulspas
Foto’s: Jasper van Overbeek