Eén op de drie Nederlandse leerlingen van 15 jaar kan niet goed lezen, zo blijkt uit het meest recente PISA-onderzoek onder 34 OESO-landen (1). Daarmee komt ons land als één-na-slechtste uit de bus. Ik las dit nieuwsfeit deze week met droge ogen, wat niet betekent dat het me onverschillig laat.
Demissionair minister Mariëlle Paul (Primair en Voortgezet onderwijs) noemt de resultaten in het artikel “zorgelijk”. Theo Witte, neerlandicus aan de RUG en voorzitter van het RED-Team Onderwijs, drukt zich wat krachtiger uit, want hij is “verschrikkelijk geschrokken” van de Nederlandse PISA-resultaten.
‘Come on!’, kon ik niet nalaten te denken. De Nederlandse taalvaardigheid kachelt al jaren achteruit en ieder onderzoek opnieuw staan de seinen op rood. Dan schrik je daar toch niet meer van.
Het is beschamend dat we onderaan de lijst van OESO-landen bungelen, absoluut, maar inmiddels vind ik de reactie op zulke onderzoeken zo langzaamaan ook een tikkie beschamend. Wie in het taalonderwijs werkt weet al lang hoe de vlag erbij hangt. Alleen, wat DOEN we eraan?
In hetzelfde NRC-artikel staat: het ministerie geeft scholen die het reken- en taalonderwijs willen verbeteren subsidie in het kader van het zogenoemde Masterplan Basisvaardigheden en er zijn expertisepunten opgericht die scholen ondersteunen.
Misschien ligt het aan mij, maar ik krijg toch een beetje buikpijn als ik zo’n alinea lees. Hoezo ‘scholen die de basisvaardigheden willen verbeteren?’ Mogen degenen die dat niet willen dan hun eigen verwoestende spoor blijven trekken?
Oké, oké, het ligt niet alleen aan het onderwijs. In het artikel worden nog wat andere zondebokken bij naam genoemd, zoals corona, de mobiele telefoon, het lerarentekort en de slaapverwekkende methodiek van het technisch lezen. Waarschijnlijk is het van dat alles een beetje en ook nog iets anders. Dat ‘andere’ is naar mijn idee de achteloze manier waarop we sinds jaar en dag met onze taal omgaan. Alsof het een bijproduct is, een dingetje waar je wel of niet ‘iets mee hebt’, terwijl een goede taalvaardigheid cruciaal is voor het functioneren in onze steeds complexere maatschappij.
De keuzevrijheid om ‘iets te doen’ met taal is op onze eigen hogeschool ook heel herkenbaar. Onlangs werden alle taalcollega’s geïnterviewd om zogenaamde taalrichtlijnen op te stellen. In de basis een prachtig idee, maar ook hier voel ik de vrijheid om er niets mee te doen als dat zo uitkomt. Het woord ‘richtlijnen’ suggereert geen urgentie, terwijl ik als taalcoach op het hbo ook de hele dag ‘verschrikkelijk geschrokken’ ben.
Stap af van de keuzevrijheid om ‘iets’ met taal te doen en zorg dat het verweven raakt met het onderwijs, óók op het hbo. Taal is cruciaal om je te kunnen redden in het leven. Zolang dat besef niet in alle lagen van het onderwijs is doorgedrongen, blijven we ons verbazen in plaats van grondig werk te maken van taalonderwijs.
1) Het Programme for International Student Assessment (PISA).
Bij lezen staat Nederland in EU alleen nog boven Griekenland, door Claudia Kammer, NRC, 5 december 2023.
Judith van der Stelt is schrijfcoach en dyslexiespecialist bij het student support centrum (SSC) in Almere