Als klein jongetje, tot ruim in mijn puberteit, moest ik met mijn moeder mee naar de huisarts, waar ze wilde praten over alle klachten die ze had. Dat was voor haar niet leuk, maar ik kon zelf ook wel spannendere zaken bedenken – er zat veel ongemak in die bezoeken. Toch hadden we allemaal geen andere keuze: zonder tolk kon ze niets uitleggen.
‘Waar heeft uw moeder last van?’ vroeg die man met de beste bedoelingen. Ik vertaalde zijn woorden en sprak daarna hardop haar antwoord uit: ‘Van alles.’
‘Dat kan niet,’ zei de dokter smalend. ‘Ze moet specifiek zijn. Misschien voelt ze iets in haar hoofd, haar buik, of in haar benen of armen…? Ik heb meer informatie nodig.’ Maar mijn moeder hield het bij ‘alles’. En dat hij daar niet accuraat op reageerde, in haar ogen, zorgde voor de nodige irritaties. Uiteindelijk werden we weggestuurd met het advies om een doosje paracetamol te kopen, iets wat ik prima vond, want dan was ik verlost. Het klinkt misschien raar, zeker voor iemand die dit nooit heeft meegemaakt, maar ik heb tientallen keren dit soort ontmoetingen bij de huisarts gehad. Als kind wist ik niet beter. En misschien gold dat ook wel voor die man, want ik was bij mij in de buurt niet het enige jongetje dat een ouder moest begeleiden. Een paar jaar geleden, toen ik zelf dacht dat mijn moeder mijn hulp niet meer nodig had, bleek er inmiddels iemand in de praktijk te werken met een Turkse achtergrond. Hij was dus ook tweetalig en toevallig nam hij de patiënten over van onze gepensioneerde huisarts, onder wie mijn eigen moedertje, bij wie de pijn aan ‘alles’ onverminderd doorging. Een keer was ze bij ons thuis voor een ongepland bezoek. Ze wandelde door de woonkamer en vertelde dat onze kinderen zouden stikken en doodgaan van alle troep en stof in het huis, een diskwalificatie van de nieuwe schoonmaakster die wij hadden aangenomen. In de gang zag ik de handtas van mijn moeder staan. Ik nam, heel ongepast, een kijkje en vond een doos medicijnen. De naam tikte ik in Google en het bleek om een antidepressivum te gaan. De puzzel was snel gelegd: al die jaren had ze mentale problemen, kon of wilde ze er niet over praten en daarom kreeg ze geen gepaste medische hulp. Dat veranderde toen de arts haar eindelijk verstond. En ze de vertrouwdheid voelde om over haar gevoelens te praten. We kunnen het zo moeilijk voor onszelf maken. Ik was opgelucht dat ze nu werd geholpen, maar ook verdrietig dat ze zo lang moest wachten.