De opleiding theologie en levensbeschouwing trekt studenten die weten wat ze willen. De instroom is goed, maar de huidige generatie studenten vraagt wel extra aandacht.
Na enkele zware jaren gaat het weer goed met de opleiding theologie en levensbeschouwing. Dit jaar is er een instroom van drieëndertig voltijd en deeltijd studenten, op een totaal van honderddertig, waarvan vijf voor de masteropleiding. Karel Lichtendonk, studieleider en docent bij de bacheloropleidingen, is daar blij mee. ‘Maar als je nu vraagt: wat is de trend, wat valt je op? Dan heb ik daar eigenlijk geen antwoord op. We houden intakegesprekken, en dan vragen we ook naar motivatie, maar daar komt geen helder beeld uit naar voren. We hebben meegedaan aan de landelijke campagne ‘Kom theologie studeren’, van wo en hbo, dat heeft misschien effect gehad. Andere opleidingen in het land geven aan dat ook zij een stijging zien.
Masterstudenten
Vooral de vijf master-inschrijvingen zijn welkom, legt Marchien Timmerman uit: ‘We hebben de master de afgelopen jaren her ontwikkeld terwijl we maar een, of helemaal geen masterstudenten hadden, dat is dan erg lastig. Met vijf aanmeldingen zijn we dus heel blij.’ De mooie instroomcijfers betekenen overigens niet dat de opleiding wat betreft werving achter kan leunen. Een nieuw initiatief, zo vertelt Timmerman, hogeschoolhoofddocent en docent ‘missionaire presentie en diaconaat’, loopt via het Graceland Festival: ‘Dat is een relatief nieuw christelijk festival dat plaatsvindt in augustus. Het is niet groot maar het past heel goed past bij onze visie. Er zijn dan allerlei activiteiten, lezingen, dansevents, workshops, waarbij steeds ontmoeting centraal staat. Precies wat we zoeken. Dit jaar waren we er als partner van Graceland met activiteiten als bloemen vlechten, oude ambachten en een repair café. Er komen jongeren maar ook ouderen met jonge kinderen en ook de ouderen die op Graceland afkomen, zitten in onze doelgroep, passen bij onze opleiding.’
Weinig switchers
Er zijn heel wat verwante opleidingen die in dezelfde vijver vissen maar elke opleiding heeft toch zijn eigen ‘niche’. ‘Windesheim leidt op voor kerkelijk werk, geestelijk verzorging in instellingen of thuis, reli-ondernemen én voor het onderwijs. Daarbij heeft de opleiding van oudsher een grote minorruimte van zestig punten. Studenten ten kunnen daarmee op grond van een kerkelijke denominaties hun eigen studie invullen. Zo is er een “baptistenroute”, en een route voor wie kerkelijk werker wil worden binnen de Protestantse Kerk. En zo zijn er meer. Dat denken in denominaties wordt natuurlijk steeds minder, maar de minorruimte is er nog steeds. Studenten kunnen nog steeds verschillende richtingen kiezen, als is het allemaal minder “kerkelijk” dan voorheen. En Windesheim heeft nog steeds een nauwe band met de Protestantse Kerk. Lichtendonk: “Veel studenten kiezen die route, maar wil je iets anders, geestelijke verzorging of zelfstandig ritueelbegeleider, dan kan dat ook prima.”
‘Ondernemer zijn is niet iets voor mij’
Ik kwam op het idee om dit te gaan studeren toen ik jongerenwerk deed in een protestantse kerk. Dat beviel erg, en zo kwam ik op het idee me hiervoor ook echt te kwalificeren. Ik doe nog steeds jongerenwerk, maar nu in een andere gemeente, geen PKN. Vergeleken met mijn vorige baan is daar meer coördinatie van het jongerenwerk bijgekomen. Werk en studie combineren ging goed, al liggen sommige vakken mij meer dan andere. De opleiding besteedt ook aandacht aan zelfstandig ondernemer zijn, dat is niet echt iets voor mij. Maar zaken als gespreksvoering, existentiële zorg en het ontwikkelen van je persoonlijke visie, dát vind ik heel interessant. Je leert echt stil staan bij de vraag: wat betekent dit werk voor mij?’
Mirjam Walinga, deeltijd vierdejaars
Met de vraag vanuit de markt zit het ook wel goed de komende jaren. Timmerman: “Bij de Protestantse kerk (en verwante kerken) zie je dat veel professionals de komende jaren met pensioen gaan, en zitten ze heel erg om voorgangers en kerkelijk werkers verlegen. En ook de geestelijke verzorging en het onderwijs hebben, om dezelfde reden, de komende jaren heel veel mensen nodig.”
Bij elkaar houden
Ondanks de vele keuzemogelijkheden is de opleiding erop gericht de studenten zoveel mogelijk bij elkaar te houden, “zodat ze van elkaar leren. In de propedeuse krijgen onze twee opleidingen dezelfde vakken; in het tweede jaar gaan ze kiezen: word ik leraar, geestelijk verzorger of toch kerkelijk werker? Dan gaan ze stages lopen en krijgen ze steeds meer verschillende vakken.”
Switchen komt maar heel weinig voor. Lichtendonk: ‘Heel veel studenten weten wanneer ze binnenkomen al wat ze willen doen.’ Een dergelijke houding kan natuurlijk ook tot teleurstellingen leiden. Timmerman: ‘Een goede student, een waarvan je zegt: die gaat het wel redden, die is bereid om zich écht in te zetten, maar is ook in staat om terug te kijken, te reflecteren, en is, als het niet goed ging, bereid om zijn fouten onder ogen te zien en daarvan te leren, zodat hij of zij zich kan door ontwikkelen. Als je hier komt met het idee dat je het al weet, dan krijg je het lastig.’
Kerkelijke aantekening
Wie kerkelijk werker wil worden binnen de Protestantse Kerk, kiest in de minorruimte de bijbehorende vakken en kan, eenmaal afgestudeerd, bij het Kerkelijk Bureau in Utrecht de zogenoemde “kerkelijke aantekening” aanvragen. Daar vindt dan nog een geschiktheidsgesprek plaats. In principe zou het bureau een verzoek kunnen afwijzen maar, zegt Lichtendonk: ‘ik heb daar nog nooit van gehoord, dan moet het wel heel gek lopen.’ Afgestudeerden kunnen zich ook aanmelden voor een “preekconsent” en kunnen dan bij eenvoudige diensten voorgaan. Maar wie écht dominee wil worden, moet naar de universiteit.
Overigens komt er gaandeweg steeds meer ruimte voor bachelor afgestudeerden in de Protestantse Kerk. In de richting geestelijk verzorger liggen hier ook nog hindernissen. Ziekenhuizen en gevangenissen willen toch nog steeds iemand met een universitaire master. (Lichtendonk: ‘Maar wij bieden ook de mogelijkheid om door te studeren met een master’.) Die blokkade zou Lichtendonk, en velen met hem, graag weg willen hebben.
‘Het voelde hier goed’
Na de middelbare school wilde ik communicatie gaan doen, en heb ik een dag meegelopen in Ede. Maar dat vond ik toch te zakelijk. Ik twijfelde toen al over theologie. Het hield me bezig – ik ben gelovig opgevoed, ben altijd wel bezig met geloof – en in mijn omgeving zeiden ze: dat is wel wat voor jou. Zo kwam ik hier terecht, en dat voelde goed. Ik vind de vakken nog steeds interessant.’ ‘In eerste instantie dacht ik aan de richting kerkelijk werk, maar tijdens een snuffelstage in mijn eerste jaar kwam er achter dat dat niet mij ding was. Dus ik weet eigenlijk niet wat ik niet wat ik met deze opleiding wil. Ik zal hem zeker afronden en dan zie ik wel wat er op mijn pad komt.
Nynke van der Lei, vierdejaars
Inhoud en drama
Het feit dat studenten veel kanten op kunnen, betekent dat de docenten (de opleiding heeft er rond de vijftien) een breed publiek moeten bedienen. Lichtendonk: ‘Wat daarbij helpt is dat we werken met docentenduo’s. Elke module wordt door twee docenten gegeven. Die zijn samen verantwoordelijk, en je probeert natuurlijk die duo’s zo samen te stellen dat ze elkaar aanvullen. We gebruiken deze vorm ook in samenwerking met andere opleidingen. Weet je wat een fantastische combinatie oplevert? Een docent levensbeschouwing en een drama-docent. Wij als levo-docenten dragen de onderwijs pedagogische en filosofische inhoud aan, terwijl de dramadocent allerlei spel- en werkvormen bijdraagt. Waardoor je elkaar echt versterkt.’
De uiteenlopende afstudeermogelijkheden zijn organisatorisch weer een nadeel. Lichtendonk: ‘Kleinere opleidingen zijn gebaat bij plaatsing onder grotere “paraplu’s”. Denk aan de lerarenopleidingen die nu allemaal vallen onder 2LW. Wij vallen niet onder zo’n paraplu en dat maakt ons kwetsbaar. Maar we zijn ook een beetje een vreemde eend in de bijt. We zijn méér dan een gangbare lerarenopleiding. En onderbrengen bij Social Work ligt ook niet voor de hand. Gelukkig ziet het College van Bestuur in dat we een belangrijke bijdrage leveren aan de identiteit van Windesheim. Op dit moment kunnen wij onze plek met onze eigenheid behouden, en dat is fijn.
Zware opgave
De hogere instroom helpt daarbij – maar dan moeten de studenten wel blijven hangen. En dat kan nog een zware opgave worden, denkt Lichtendonk: ‘De ‘Groene Route’ waar Windesheim nu voor gaat, veronderstelt toch wel érg dat studenten zelfstandig zijn, capabel, weten wat ze willen, zichzelf kunnen redden en goed kunnen plannen. Maar wat wij de afgelopen jaren eigenlijk zien is dat studenten vaker met een knauw of een onderwijsachterstand binnenkomen. Ze staan helemaal niet allemaal zo sterk in hun schoenen. Hoe dat komt, weten we niet. Wellicht laat het voorafgaand onderwijs te wensen over, de coronapandemie wordt ook genoemd…. Hoe dan ook, de manier waarop studenten binnenkomen en wat ze soms aan begeleiding nodig hebben is veranderd. We moeten meer begeleiden, dichter op de student zitten. Dat wordt de uitdaging. En dan vraag ik me af: is iedereen wel gebaat bij die Groene Route?’ Meer keuzevrijheid moet altijd gepaard gaan met goede ontwikkelruimte en persoonlijke begeleiding op maat.
‘Leerlingen vragen: Armeens orthodox, wat is dat?’
‘Ik heb bedrijfseconomie gestudeerd aan het ROC Twente. Daarna kwam ik in een moeilijke periode. Mijn vader overleed, ik wilde doorstuderen maar ik wist niet wat. Ik ben toen bij Saxion begonnen met bedrijfseconomie maar ik merkte dat ik het gewoon niet meer leuk vond. Dan moest ik kiezen tussen geschiedenis en religie, want daarin ben ik allebei erg geïnteresseerd. Uiteindelijk besloot ik dat geschiedenis mijn hobby zou worden en dat ik van godsdienstleraar mijn beroep wilde maken. Ik begon met een taalachterstand en daardoor heb ik in het begin veel moeite gehad met de opleiding. Maar uiteindelijk hebben docenten en medestudenten me enorm goed geholpen.’ ‘Ik ben Armeens orthodox, en actief in de Armeens orthodoxe kerk in Almelo. Dat is een kleine, hechte gemeenschap, religie en etniciteit liggen daar dicht bij elkaar. Maar problemen heeft dat nooit echt gegeven. Soms zijn er dingen waarbij ik denk of zeg: dat is nieuw voor mij, ik ben anders opgevoed, maar dat beschouw ik alleen maar als waardevol. Ik wil leren van anderen. Ook wanneer ik binnenkort godsdienstleraar ben verwacht ik geen problemen omdat ik Armeens orthodox ben. Ik ben niet iemand die dat voortdurend wil laten zien, en ik sta open voor iedereen. Als ik stage loop dan vragen leerlingen: Armeens orthodox, wat is dat? dan leg ik dat graag uit en dan gaat een wereld voor ze open.
Samwel Mkrtchyan, vierdejaars
Tekst: Marcel Hulspas
Foto’s: Herman Engbers