40 jaar Pabo: De echte influencers

Veertig jaar Pabo werd gevierd met een drukbezochte reünie. Drie Pabo-veteranen, Geertje van de Put, Janneke Verhaagen en Hennie Hallink, kijken terug. ‘Het blijft het mooiste vak dat er bestaat.’

Groentjes waren ze eigenlijk nog, toen ze in 1984 aan de Pabo begonnen. En de Pabo zélf was ook ‘groen’. Voor het eerst werden kleuter- en basisschoolleerkrachten gezamenlijk opgeleid. ‘Klossers’, zo heetten de oude kleuterjuffen. Ze dromen er nog wel eens van. Hennie Hallink staat na veertig jaar nog steeds voor de klas. Dat wil zeggen: twee dagen per week voor de Internationale Schakelklas. Na twintig jaar in het ‘gewone’ basisonderwijs was ze daar wel een beetje op uitgekeken. Vijftien jaar geleden stapte ze eruit en ging trainingen geven. En sinds kort is daar de ISK.

Jongeren van 12 tot 18, uit het buitenland, die vaak al de nodige traumatische ervaringen hebben doorstaan en grote verschillen vertonen in emotionele ontwikkeling. Hennie: ‘Het is een grote uitdaging maar ook ontzettend leuk.’

Geertje van de Put werd in 2001 directeur op een basisschool in Ede, en is sinds 2014 directeur in Barneveld. Is het directeurschap voor velen te veel geregel, te ver van de kinderen – Geertje heeft daar geen last van: ‘Voor mij kwam er juist meer lol bij. Ik ben wel van het bemoeien, van het lijnen uitzetten. En ik word nog steeds blij als ik ’s ochtends een rondje loop en zie dat alles draait. En ik heb nog steeds veel contact met de kinderen. Op mijn huidige school hebben we driehonderd leerlingen en ik probeer ze allemaal bij naam te kennen – en zij kennen mij. Alleen… soms, met de Kinderboekenweek bijvoorbeeld, denk ik wel eens dat ik graag klas een klas zou hebben om samen iets leuks te doen.’

Janneke Verhaagen heeft al die veertig jaar voor de klas gestaan, in Spijkenisse en Zwolle en nu in IJsselmuiden. En dat bevalt haar heel goed. Steeds beter eigenlijk dan weer bij de ene, dan bij de andere school. : voor de klas, bevalt me heel goed, eigenlijk steeds beter dan vroeger. ‘Toen ik begon wist ik eigenlijk niks. Je had geen visie, geen idee wat je deed. Maar dat werdn de loop der jaren anders. En daardoor kreeg ik er steeds meer plezier in.’

Die onwetendheid van de eerste jaren, Hennie Hallink herkent dat direct: ‘Dan had je ouderavonden waarbij ouders zonder aarzelen, de problemen met hun kind of in hun relatie bij je neerlegden. Ik was 21! En ze vertrouwden me alles toe. Dat vond ik heel bijzonder.’

Worden de huidige studenten daar beter op voorbereid?

Van de Put: ‘In die tijd was daar helemaal geen aandacht, voor, maar ook nu is dat nog steeds veel te weinig. Zelf heb ik de master educational leadership gedaan en heb me verdiept in oudercontacten, dus ik weet hoe belangrijk het is. Wanneer op onze school nieuwe collega’s komen werken, geef ik hen een startcursus “Hoe ga ik met ouders om?” En ik zeg ze: denk erom, ouders zien in jou een onderwijsprofessional, dus ga in die rol staan.’

Er zijn ook ouders die de leerkracht vertellen wat die moet doen…

‘Op zo’n moment moet je zeggen: beste ouders, u heeft verstand van uw kind, en ik heb verstand van onderwijs. Ik kijk er zo tegenaan, hoe kijken jullie ertegenaan? Je moet je in elk geval niet omver laten blazen.’

Zijn de leerkrachten die nú van de Pabo komen beter voorbereid dan jullie waren?

Verhaagen: ‘Als ik ze bezig zie, dan denk ik: wat weten en kunnen die veel. Ze kunnen al echt een groep draaien. Ik deed dat ook wel, maar vraag niet hoe… Ik voelde me toen ik begon echt… ja, een kind. Ik was heel naïef.

Van de Put: ‘Wat ik zie is dat die mensen heel erg druk zijn met het verzamelen van “bewijzen” dat ze iets gedaan hebben of kunnen, en dan met reflectie erbij. Hele dikke dossiers moeten ze maken. Dat was in onze tijd wel anders. Een nagesprekje, kort verslag en de volgende dag weer verder. En of dat nu nuttig is… je leert het vak pas echt als je lang voor de groep staat en een paar jaar meedraait. ‘Dat was vroeger zo en nog steeds zo.’

Verhaagen: ‘’ Er was nauwelijks begeleiding. In mijn eerste jaar zat ik helemaal alleen in een dependance. Als het tijd werd voor het verkeersexamen reed ik met de kinderen op de fiets het dorp in. Dat zou nu nooit meer kunnen. Er wordt voortdurend gekeken: wie staat voor de groep, wie staat ernaast, wie kan wat doen…

Van de Put: ‘Er is veel meer begeleiding – en toch stoppen veel mensen.

Verhaagen: ‘Bij ons niet. Door de goede begeleiding.

Verschilt dat per opleiding?

Van de Put: ‘Pabo-docenten komen niet meer langs. Die afspraken bestaan niet meer. Als we dat willen, moeten we dat vragen. Ze komen alleen als er een crisis is.

Janneke, je gaf een interview in De Stentor waarbij je opmerkte dat zaken als dyslexie en adhd veertig jaar geleden gewoon niet bestonden, niet werden gezien.

‘Dat klopt, en nu is dat, naar mijn mening, weer doorgeslagen naar de andere kant. ‘Een kind kan tegenwoordig niet gewoon lekker druk zijn.

Van de Put: ‘Het is helemaal uit de hand is gelopen. Neem dyslexie. Het idee dat je moeite moet doen, weerstand moet overwinnen, dat is er af. Ook ouders vinden tegenwoordig heel snel dat je het hun kind niet moeilijk moet maken. Maar leren lezen kost gewoon veel moeite. Ik denk dat als we kinderen weer leren dat ze moeite moeten doen, en leren om met weerstand om te gaan, dat er dan veel minder gebruik zal worden gemaakt van Jeugdhulp.’

Verhaagen: ‘Helemaal mee eens!’

Hallink: ‘Ik ben ook IB’er geweest, en dan ze ik vaak: dat label is niet interessant. De vraag is: hoe gaan we ermee om? Wat heeft dit kind nodig?’

Van de Put: ‘We hadden op een gegeven moment op onze school best heel veel kinderen met dyslexie. Ik zei: dat klopt niet, dat kan gewoon niet. We zijn van onderaf aan begonnen, met goede instructie in de groepen 1 en 2. Dat werkte. Na een paar jaar hadden we nog maar een paar gevallen over – en dat zijn dan de écht serieuze gevallen. Daar kun je dan aandacht aan geven.

De serieuze gevallen die veertig jaar geleden “dom” werden genoemd.

Verhaagen: ‘Dat is de andere kant van de medaille.

Van de Put: ‘Ik startte met een groep 3 met 34 kinderen, en met een paar daarvan wist ik écht niet wat ik moest beginnen. Die renden maar rond – en die moest ik leren lezen. Er waren in die tijd geen Ib’ers…’

Verhaagen: ‘En er werd niet over vergaderd, er was geen groepsbespreking.

Van de Put: ‘Je vergaderde wel elke week. Over de Sinterklaasviering en zo…’

Hallink: ‘Daar kwam een verslagje van, dat werd gestencild en in de postvakjes gedaan. ‘We hebben wat afgestencild toen….

Er is een groot tekort aan leerkrachten. Hoe maken we het vak aantrekkelijker?

Hallink: ‘Tja, als ik daar het antwoord op wist…’

Van de Put: ‘Ik geloof heel erg in goede begeleiding en in goed voor je mensen zorgen. Ik geloof niét zozeer in extra salaris. Ik zou heel graag zien dat mijn collega’s meer tijd hadden om hun taken uit te voeren, lessen voor te bereiden en gewoon op adem te komen. Kijk, in basisonderwijs moet altijd alles ná schooltijd. Als docenten in het voortgezet onderwijs ergens tijd voor nodig hebben, wordt het rooster aangepast. Dat kunnen wij niet. Wij moeten altijd kinderen opvangen. Dus mijn antwoord is: meer tijd. Daar geloof ik echt in en ik probeer daar in mijn eigen team zo creatief mogelijk in te zijn, En ik zie dat dat werkt.’

Is dat goed voor je mensen zorgen?

‘Ja, en ook ervoor zorgen dat het leuk en gezellig is in het team; dat je samen dingen doet. Daar haal je de politiek niet mee maar het is heel belangrijk.’

Hallink: ‘En dan is de teamleider heel belangrijk. Nu hebben we een hele goede en je ziet het hele team opbloeien. Het is veel gezelliger.’

Verhaagen: ‘En tijd, inderdaad. We hadden bij ons op school een tijd lang extra geld vanwege een fusie en de coronagelden. Daardoor konden we vakleerkrachten inhuren, zoals een gymleraar. Dan hoefde je even niet voor de klas, kon je van alles doen. Heerlijk was dat. Maar dat geld is nu op.

En dan is het niet leuk meer, en leerkrachten hebben nu de luxe dat ze overal aan de slag kunnen…

Van de Put: ‘Dat klopt. Maar ik geloof in ergens langer zijn, ergens aan bouwen.’

Verhaagen: ‘Als je maar vier jaar op een school zit, dan bouw je niks op. Leerkrachten die lang blijven, kennen de kinderen, hun broertjes en zusjes, het gezin. Dan zeggen ze: Goh wat zit je daar al lang. Maar het werkt wel.’

Kwamen jullie veertig jaar geleden binnen met het idee: ik word juf voor altijd?

Hallink: ‘Ik niet. Ik wist dat ik m’n hele leven geen juf zou blijven. Maar ik heb wel altijd onderwijs gerelateerd werk gedaan, met steeds nieuwe uitdagingen.’

Van de Put: ‘Ik wilde juf worden, zeker, en ik vind het fantastisch dat ik het ook écht ben geworden. Nu ben ik dan directeur maar misschien ga ik m’n laatste actieve jaren gewoon voor de klas, omdat het zo’n mooi vak is.’

Verhaagen: ‘Ik vond het vroeger dus helemaal niet zo leuk, pas veel later ben ik het gaan “snappen” en ben ik het leuk gaan vinden. Nu moet ik er niet aan denken met pensioen te gaan.’

Hallink: ‘Het is het mooiste vak dat er bestaat. Ik zag laatst een poster hangen met de tekst: “Echte influencers staan voor de klas”. Dat is zo waar. ‘Je hebt als leraar heel veel invloed.

Tekst: Marcel Hulspas
Illustraties: Judy Ballast

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *