Windesheim wil actief inspelen op de ontwikkelingen in de maatschappij, zo stelt het Instellingsplan ‘Dichterbij’. Drie ambitieteams moeten helpen die ambitie waar te maken. Voorlopig was dat een kwestie van kijken wat er allemaal op Windesheim al gebeurt, om straks heldere maar goede keuzes te maken.
Dichterbij. Wie dat woord nog niet is tegengekomen op de campus moet wel stekeblind zijn, of stokdoof. Dichterbij is overal. Maar het was in eerste instantie alleen de naam van het Instellingsplan 2023-2028, de opvolger van De Strategische Koers 2017-2022. Dit ‘Dichterbij’ was het resultaat van tientallen sessies waaraan zo’n vijfhonderd Windesheimers hebben deelgenomen. Kern van het Plan is dat Windesheim zich tot taak stelt actief in te spelen op de vele transities die er in de samenleving zichtbaar zijn. Daarna is een analyse gemaakt van de organisatie: waar is Windesheim goed in en wat vinden we lastig. Een nieuwe reeks sessies bracht hierover meer helderheid. En op basis daarvan werd besloten om te starten met overkoepelend ‘portfoliomanagement’. De portfolio, ‘Dichterbij’, werd in drieën geknipt: dichter bij ‘de wereld’, dichter bij ‘elkaar’, en dichter bij ‘jezelf’. Dit om binnen de baaierd aan initiatieven, ideeën en contacten meer overzicht te krijgen en ook beter te kunnen prioriteren.
Om te onderzoeken wat er al gebeurt, wat er nog moet gebeuren en hoe dat zou kunnen, zijn drie ambitieteams geformeerd, met elk rond de vijftien leden. Ze worden daarbij begeleid door een (voor twee dagen in de week aangestelde) ‘ambitieregisseur’. De drie ambitieregisseurs komen regelmatig bijeen aan de ‘portfoliotafel’ onder leiding van ‘portfolioregiseur’ Anita Rietberg. De tafel let op de samenhang van wat de teams doen, waar activiteiten overlappen en zo meer. Eens in de drie maanden bespreken bespreekt de portfoliotafel de lopende zaken met het College en de directeuren, en die groep heet dan weer de ‘Portfolioboard’. Daarnaast onderhouden individuele directeuren contact met een van de drie tafels, om de vinger aan de pols te houden. Het einddoel luidt concrete voorstellen voorleggen aan het College van Bestuur.
De drie ambitieregisseurs hebben uitdrukkelijk niét de taak om ‘van bovenaf’ te vertellen hoe de ambitie gerealiseerd moet worden, benadrukt Anita Rietberg: ‘Een ambitieregisseur maakt onderdeel uit van het team. De teams komen eens in de drie weken bij elkaar, in lange sessies. Dat is omdat men elkaar nog moet leren kennen. Nu komt er trouwens een fase van kortere, meer frequente sessies. Bij de samenstelling van zo’n team hebben we rekening gehouden met wat ze noemen horizontale en verticale lijnen. Dus enerzijds managers die binnen de domeinen de lijnen uitzetten, anderzijds mensen die ‘horizontaal’, dat wil zeggen Windesheimbreed lijnen uitzetten.
Dat kan elkaar bijten…
‘Tijdens de sessies in de vorige fase ontdekten we al dat die twee ‘richtingen’ elkaar niet altijd weten te vinden. Wij brengen de groepen bijeen zodat er synergie ontstaat en Windesheim meer wordt dan de som der delen. Er zijn op Windesheim heel veel gedreven, vakkundige mensen die heel veel goede ideeën hebben, maar omdat het veel “losse” initiatieven zijn gaat er veel energie verloren. Door samenwerken kunnen we veel verder komen. Dat is de basisgedachte van portfoliomanagement. Maar dan moeten we bewuste keuzes maken en gaan prioriteren. En keuzes maken, dat vinden we hier op Windesheim ontzettend moeilijk. Wat dat betreft komt het portfoliomanagement op het goede moment want de bezuinigingen maken dit alles veel urgenter. We ontwikkelen nu de methodiek om gerichte, verstandige keuzes te maken.
Liesbeth Gebben is ambitieregisseur ‘Dichter bij elkaar’. Dat omvat de leer- en werkcultuur op de hogeschool, met zaken als leiderschap, studentenwelzijn en inclusiviteit. ‘Ons ambitieteam bestaat, net als de andere, uit managers van alle domeinen en twee uit de Diensten. Daarnaast zijn er mensen die expert zijn op een bepaald thema. Zo is er iemand specifiek voor het thema studentenwelzijn, en zit een andere collega op het thema inclusie en diversiteit. Het team is een heel diverse groep; dat is krachtig maar ook lastig. Maar we komen steeds meer tot elkaar.’
‘We proberen voor de onderwerpen die we bespreken zoveel mogelijk praktische werkvormen te kiezen. De grote vragen zijn: hoe verhouden deze verschillende onderwerpen zich tot elkaar, wat betekenen ze voor onze achterban? Wat kunnen we hier Windesheimbreed over concluderen, en wat vinden we zélf, als groep, belangrijk? Welke keuzes gaan we maken? De oude werkwijze was, kort gezegd, dat initiatieven van start gingen zonder te weten wat er elders op de hogeschool gebeurde. Daar willen we met portfoliomanagement verandering in brengen. We moeten meer focussen, keuzes maken, en verwante initiatieven met elkaar verbinden zodat die krachtiger worden.’
Het team van Eelke Pruim, ambitieregisseur ‘dichter bij de wereld’, heeft een ander karakter. ‘Daarin zitten meer mensen die betrokken zijn bij onderzoek en beleid. De centrale vraag is hoe we ons als hogeschool gaan verhouden tot de mondiale transities die momenteel gaande zijn. En de kunst is met zoiets abstracts concreet aan de slag te gaan. Je hebt mensen die zeggen: waarom zijn we nu nog niet begonnen, terwijl anderen zeggen: laten we nu eerst eens zorgvuldig uitzoeken wat er moet gebeuren. Het is aan mij om dat soort gesprekken te stroomlijnen. Dan moet je laveren: dan weer bezig zijn met de inhoud, dan weer met het proces.’
Liesbeth Gebben: ‘De ambitieregisseur moet in dat groepsproces de balans vinden, mensen betrekken door zo nu en dan een andere insteek te kiezen, of een andere werkvorm. Zo leren we in de teams wat we eigenlijk met heel Windesheim willen bereiken, iets wat wij hier wel samenvatten als “Van A naar B via B”.’ Rietberg vult aan: ‘Dat betekent dat we in deze fase proberen om niet te blijven hangen in gedragspatronen die we juist Windesheimbreed willen doorbreken. Mensen moeten niet ja zeggen om vervolgens hetzelfde te blijven doen maar het gesprek aangaan over wat ze lastig vinden en zo tot synergie komen. Dat lukt natuurlijk niet meteen. Als het eenvoudig was, was het probleem allang opgelost. Maar door het te benoemen, expliciet te maken, worden de deelnemers zich daar bewust van.’
Ook voor het team van Eelke Pruim geldt dat ze keuzes moeten maken: ‘Vóór de zomer hebben we besloten om ons te concentreren op zes transities waarmee we Windesheimbreed aan de slag kunnen. Dat ‘breed’ daar zitten gradaties in. Binnen een bepaald domein is de ene transitie relevanter dan de andere. En je moet het inpassen in bestaande processen. Zo kun je besluiten dat een transitie naar voren moet komen in het curriculum. Dat is mooi, maar daar moet je de tijd voor nemen. Dan spreek je bijvoorbeeld af dat daar elke keer dat het curriculum gewijzigd wordt, naar gekeken zal worden.’
Terrence Bos, ambitieregisseur ‘dichter bij jezelf’, buigt zich met zijn team over zaken als Leven Lang Ontwikkelen, de eigen leerroute, en alles wat te maken heeft met zélf werk maken je ontwikkeling, leiderschap en teamontwikkeling. Met name de eerste twee zijn inmiddels zeer concrete onderwerpen. Bos: ‘Wat we op Windesheim moeten leren is veel meer inspelen op de behoefte van de studenten ook als ze bijvoorbeeld willen werken. Ik zou het als opleidingsmanager bij logistics management prima vinden als studenten hun vierjarige studie beginnen met twee jaar Ad, dan werken en daarna in deeltijd de bachelor halen. En een student HRM moet kunnen zeggen: ik zou me graag in de logistiek willen verdiepen want in die sector werk ik momenteel. Windesheim heeft zó veel kennis en kunde in huis, daar liggen hele mooie kansen. Maar bedenk, ook een deeltijdopleiding is best veel werk. Mensen hebben dan bijvoorbeeld een gezin, een drukke baan… we moeten ook flexibele onderwijsvormen kunnen aanbieden waarbij je je zo nu en dan leert, microcredentials spaart die optellen tot een diploma. Daar is een wereld te winnen. Maar dat vereist samenwerking. En dan moeten bedrijven en instellingen ons wel weten te vinden. Dat is een taak voor de opleidingen én voor Windesheim als geheel.
En de Eigen Leerroute, dat is een enorme verandering… ‘
… waar we nu vol inzitten. Daar moeten écht snel stappen gezet worden en daarom is daarvoor een eigen stuurgroep opgericht. Ik stem ongeveer eens in de drie weken af met de programmamanager van de Eigen Leerroute.
‘De gesprekken over de eigen leerroute gaan nog veel over de techniek, de onderwijssystemen. Gaar het wel werken? Is dat wat we willen? De onderwijskundige kant, de kansen en mogelijkheden die het straks zal bieden, daar mag best meer aandacht voor zijn. Het wordt straks veel makkelijker om het onderwijs te flexibiliseren op een manier die bij de student past. In de oude systeem is dat veel lastiger, met veel werk voor de afdeling Bedrijfsvoering. Maar het moet dus ánders, en daar moeten we aan wennen.
Iedereen vindt flexibiliteit een schone zaak, maar het moet wel goed doordacht gebeuren, en er moeten keuzes worden gemaakt. Ga er maar aan staan….
‘Je ziet ontwikkelingen in de maatschappij, in de klas en binnen Windesheim, op strategisch niveau. Die sluiten niet altijd op elkaar aan. Maar ik denk dat we wel stappen kunnen zetten. En daar kan portfoliomanagement aan bijdragen. Want waar ligt de prioriteit? Waar staan we, waar willen we naartoe? We hoeven niet in één keer die stap te zetten en we hoeven ook niet alles tegelijk te doen. Dat merk ik in zijn algemeenheid in het onderwijs, dat ze vooral heel veel willen, en dan met alles aan de slag gaan. En na enige tijd blijkt dat er een heleboel dingen zijn gedaan en een heleboel niet.
Hoe zit dat in het hele hoger onderwijs?
Anita Rietberg: ‘Er bestaat een landelijk netwerk portfoliomanagement voor kennisinstellingen, universiteiten, hogescholen en mbo’s. Iedereen is nu nog aan het zoeken naar de juiste aanpak. Wij zijn hier ook eigenlijk net begonnen en we hebben veel contact met degene die het bij Fontys trekt, en dat eerder bij Avans heeft gedaan. Het is een zaak van lange adem. Nu zijn we nog vooral aan het inventariseren maar uiteindelijk wil je naar proactief handelen: wat doen we niet of onvoldoende? Wat zijn de kansen waar we in willen stappen? Dáár gaan we dan aan werken.’
Wordt het dan niet alsnog meer ‘van bovenaf’?
Eelke Pruim: ‘Het is mogelijk dat mensen hun oorspronkelijke enthousiasme verliezen wanneer hen gezegd wordt ook eens contact op te nemen met vergelijkbare initiatieven. Ze willen niet praten, ze willen doén. Maar ik denk dat dat een risico is op korte termijn. Op de langere termijn zie je dat hun enthousiasme op een hoger niveau getild wordt omdat ze dan zien waar heel Windesheim mee bezig is.’ Liesbeth Gebben: ‘Vergeleken met twintig jaar geleden, toen ik hier kwam werken doen we het nu fantastisch. Toen was het meestal van: wij hebben iets verzonnen, dat bij ons werkt en waar andere opleidingen niks aan hebben. Maar ik kom nog steeds op plekken waar ik initiatieven zie en denk: dat doen wij ook! Ik heb de overtuiging dat het portfoliomanagement ons zal helpen om steeds beter samen te werken. Het zal de hele hogeschool verder helpen.’
‘We moeten vooral mensen bij elkaar brengen’
Noortje Vegter is lid van het team ‘Duurzaam Dichterbij’, dat onlangs de training ‘Dichterbij Duurzaam Onderwijs’ lanceerde.
Wat is dat, Dichterbij Duurzaam Onderwijs?
‘Dat is een training die we hebben ontwikkeld vanuit ons team. Iedereen is welkom, maar de primaire doelgroep zijn de docenten. In de training leer je meer over wat duurzaam onderwijs is, hoe je je als docent daartoe verhoudt, en over de relatie tussen hoe je voor de klas staat, de duurzame wereld en je relatie met de studenten. Maar waar het om gaat is dat je leert hoe je duurzaam onderwijs in het klaslokaal kunt brengen.’
En wat is Duurzaam Onderwijs?
‘Daar bestaat geen vaste definitie voor. Maar wij gebruiken de definitie van de UNESCO, die stelt dat je daarbij kort gezegd toekomstige generaties in je onderwijs meeneemt op het gebied van milieu, economie, rechtvaardigheid en culturele diversiteit. We leven nu eenmaal in een wereld waarin we niet even goed omgaan met elkaar én met de wereld. Dat moet in het onderwijs doorklinken.’
Daarmee trek je natuurlijk vooral docenten die al gemotiveerd zijn…
‘Dat klopt, we trekken met deze training vooral “voorlopers” aan en zij kunnen het onderwerp dan in hun team onder de aandacht brengen. Voor degenen die niet voorop lopen, organiseren we als team weer andere dingen.’
Kun je opleidingen noemen die al goed bezig zijn?
‘Twee voorbeelden zijn Global Project and Change Management en Het Teachers College. Die hebben in hun visie opgenomen dat ze opleiden tot change makers, veranderaars. Maar bijvoorbeeld Commerciële Economie is ook goed bezig. Die hebben duurzaamheid in hun visie opgenomen. Het werkt nu eenmaal niet als je dat onderwerp bij een docent neerlegt, die dan een “duurzaam vakje” geeft. Duurzaam moet overal in verweven zijn. Bij CE zijn ze bewust overgestapt van alleen kijken naar het financiële aspect naar meervoudige waarde creatie waarbij de studenten leren om ook afwegingen te maken op basis van sociale en ecologische waarden.’
‘Binnen domein BMR is dat change maker opgenomen in hun economisch sectorplan en je ziet dat het werkt, dat docenten daarmee aan de slag gaan, dat ze met studenten daarover in gesprek willen. Er is ook wel veel weerstand op dit thema. Studenten die het “allemaal onzin” vinden. Met de training richten we ons ook op de pedagogiek en didactiek, om docenten te leren hoé ze daarover het gesprek kunnen voeren. Dat klinkt alsof wij wel even zullen vertellen hoe dat moet maar de training is ontstaan door veel naar docenten te luisteren. We hebben elkaar nodig! Dat klinkt misschien soft, net als het hele “dichterbij” verhaal, maar er zit wel een kern van waarheid in. Wij brengen een breed en complex verhaal, waar allerlei kanten aan zitten en waar verschillende mensen heel verschillende opvattingen over hebben. Daarom moeten we vooral mensen bij elkaar brengen.
En dan heeft jouw team ook nog een “leergemeenschap natuurinclusief onderwijs” bedacht…
‘Ja! We willen het collectief leren op gang brengen. Zorgen dat mensen van elkaar leren en dat door werk en leren te combineren. Dan werkt een overkoepelend thema, zoals “natuur” juist goed. Dat slaat aan en zo brengen we mensen bij elkaar die dat concreet uitwerken. Ik moet zeggen, het is ook een persoonlijke passie van mij. Het is goed om in de natuur te zijn maar we doen het te weinig. We kunnen mensen stimuleren om te gaan wandelen; docenten kunnen met hun klas naar buiten. Wat we precies gaan doen weten we nog niet. Dat gaan we met elkaar bedenken. Het is nu nog een pilot, over een half jaar gaan we kijken wat we bereikt hebben, en of we hiermee doorgaan.’
tekst: Marcel Hulspas
foto: Stefan Lucassen