Zul je net zien. Ben ik een half jaar uit de roulatie geweest vanwege hartperikelen, heeft ons domein Bewegen en Educatie onder grote druk gestaan. Gelukkig is de puin, die door miskleunende en vertrekkende managers is achtergelaten, al aardig geruimd. Tegelijkertijd is er een nieuw onderwijskundig toekomstperspectief opgetuigd. Het draagt in een voorlopig concept de welluidende titel: ‘Elke student aan zet’ en heeft als uitgangspunt: ‘Wij maken van ons onderwijs een persoonlijke leerroute voor elke student’.
Met een nieuwe motor in mijn lijf, wil ik graag kritisch reageren op deze nieuwe koers. Het lijkt namelijk grotendeels gestoeld te zijn op een visie die zich dominant laat leiden door student gecentreerd onderwijs: persoonlijkheidsontwikkeling, vraagsturing en zelfontplooiing. In deze tijd van hyper individualisering zou het juist níet moeten gaan over het empoweren van individuen, het introduceren van leren op afstand en het stimuleren van competitief leren.
We moeten onze blik naar buiten blijven richten. Ons nog meer gaan verbinden met het werkveld. In onze opleiding moet de ander en het andere als uitgangspunt van beroepsmatig handelen centraal staan. Observeren en analyseren van patronen, om vakmatig aan de slag te gaan en gewoon goed werk te leveren. Destijds werd ik een vakkundige gymnastiekleraar door goed naar het (beweeg)gedrag van de kinderen te leren kijken en hierop te anticiperen. Me te richten op daar waar het daadwerkelijk gebeurt en niet teveel met mezelf bezig te zijn en in mijn hoofd te blijven zitten.
Ik ben erg voor het tweede uitgangspunt van de hogeschool: ‘het onderzoek op onze hogeschool richt zich op een inclusieve en duurzame samenleving.’ Alleen denk ik dat dit eerder en beter tot stand komt, wanneer we een relationele en verbindende balans zoeken tussen subjectivatie, kwalificatie en socialisatie en ons opleidingsonderwijs niet eenzijdig gaan inzetten vanuit het persoonlijke. Niet alleen de student is aan zet, maar wij zijn dat allemaal: studenten en docenten in nauwe samenwerking met het werkveld. Onze beroepsopleiding is namelijk een ambachtelijk proces en geen persoonlijk ontwikkelingsplan. Laat haar dan ook niet oplossen in de belevingseconomie.
Herman Verveld
is docent sociale wetenschappen aan de calo
Beste Herman,
Windesheim heeft als een van de belangrijke pijlers voor het onderwijs en de hogeschool gekozen voor waarde[n]volle professionaliteit. De insteek hierbij is dat wij, als professionals, een voorbeeld zijn voor onze studenten en elkaar. Mijn persoonlijke inzet voor onze studenten was hierbij drieledig, namelijk: studenten te faciliteren in het ontdekken van hun eigen waarden en normen; vanuit dat vertrekpunt onder woorden kunnen brengen waar zij willen staan als professional in hun beroep en onze maatschappij en -tenslotte- het voeren van een betrokken dialoog, ook wanneer de meningen diametraal tegenover elkaar staan. De basis hiervoor is respect voor de ander.
Jij hebt als columnist een grote mate van vrijheid in je meningsuiting; het moet zelfs prikkelend en scherp zijn. Maar in mijn persoonlijk beleving past je standpunt “Gelukkig is de puin, die door miskleunende en vertrekkende managers is achtergelaten, al aardig geruimd”, qua stijl niet echt bij waarde[n]volle professionaliteit. Het is zeker geen schoolvoorbeeld voor een start over een betrokken dialoog, wanneer de meningen diametraal tegenover elkaar staan.
Hartelijks, Albert Cornelissen