Lector jeugd en media Peter Nikken ondervroeg ruim duizend gezinnen met kinderen tot zes jaar oud, naar het gebruik van media – door álle gezinsleden.
Je ontdekte dat er enorm verschillen waren in mediagebruik…
‘Ja. Er waren ouders die rapporteerden dat ze zelf één uur per dag voor het beeldscherm zaten – dan hebben we het over de iPad, televisie, iPhone, alles bij elkaar – maar bij andere gezinnen liep dat op tot zesenhalf uur of meer. Wanneer we naar het gedrag van de kinderen vroegen, zagen we een sterke samenhang tussen het mediagedrag van de ouders en dat van de kinderen. Bij het kwart mediabeperkte gezinnen bedroeg de mediatijd van de kinderen slechts anderhalf uur. Bij het kwart van zware gebruikers rapporteerden de ouders ruim drieënhalf uur media per dag. Televisie is daarbij overigens nog steeds het belangrijkst.’
Je kunt je bij gezinnen die erg kritisch staan tegenover beeldschermmedia en het gebruik ervan, ook bij hun kinderen, zoveel mogelijk beperken, afvragen of dat wel zo gezond is.
‘Dat klopt. Want een kind komt uiteindelijk terecht in een samenleving waarin alles draait om beeldschermen. Daar zouden we ook een keer onderzoek naar kunnen doen.’
Wanneer wordt mediagebruik problematisch?
‘We zagen dat vooral alleenstaande ouders moeite hebben met het mediagedrag van hun kinderen, én ouders waarbij de beide partners het hierover niet met elkaar eens zijn. Ik denk dat je als hulpverlener pas moet gaan nadenken aan ingrijpen als je duidelijk ziet dat het kind niet goed meekomt op school, dat het onrustig of druk is, of wanneer het te maken krijgt met cyberpesten. Wanneer kinderen in die situatie verkeren, wanneer de opvoeding niet “in balans” is. Daar moet je als hulpverlener oog voor hebben, en dan moet je doorvragen en wellicht het professionele netwerk inschakelen.’
De focus ligt momenteel heel sterk op het kind.
‘Dat zie je in de adviezen en protocollen op dit terrein: het gaat altijd om het mediagedrag van het kind. Daar komt bij dat veel van die adviezen en protocollen gericht zijn op het schoolgaande kind. Maar het is duidelijk dat die routines, die ontstaan wanneer de kinderen het gedrag van de ouders overnemen, al heel vroeg bepaald worden. Al in de periode tot vier jaar. En we weten ook dat het mediagedrag op die jonge leeftijd bepalend is voor het gedrag op latere leeftijd. Dus als je wilt ingrijpen, moet je dat zo vroeg mogelijk doen.’
Door de ouders daarop aan te spreken?
‘Ons onderzoek toont aan dat dat weinig zin heeft om je uitsluitend op het gedrag van kinderen te richten. Je moet het mediagedrag van de ouders ook meenemen, sterker, je moet juist éérst ingaan op het gedrag van de ouders. Daarbij moet je niet zeggen dat ze het fout doen, maar luisteren en kijken naar welke ondersteuning ze kunnen gebruiken. Je moet het gesprek met hen aan gaan zodat ze gaan beseffen dat hun gedrag onbedoeld hun kinderen beïnvloedt. Als ze dat inzien, dan zijn ze best bereid om kritisch naar zichzelf te kijken en hun eigen mediagedrag aan te passen. Elke ouder wil immers het beste voor zijn kind.’ (MH)