Mijn lessen over de wereldreligies en levensbeschouwing in de samenleving zitten er weer bijna op voor dit schooljaar. Time flies, when you’re having fun! Dit is op geen enkele manier cynisch bedoeld; ik geniet van deze lessen. De verbouwereerde blikken bij aanvang van de reeks: “Moeten we het hier écht over hebben?”; de verbazing na het eerste college: “Hmm, zou toch nog wel wat kunnen worden…” Uiteraard volgt er soms opluchting als het er opzit: “Dramatisch was het niet, maar ’t is toch niet mijn ding.” Maar vaak hoor ik ook: “Dit was echt interessant, jammer dat het afloopt!”
Onze gesprekken zijn levendig. Er wordt ontzetting geuit over religieuze regels die gelovigen zichzelf opleggen. Maar er is ook ruimte voor verwondering en bewondering. Of stille fascinatie. En altijd wel een plotseling moment van emotie of inkeer als iemand merkt: dit gaat ook over mij. Die tegenstrijdigheid in het leven is wat we als mensen allemaal met elkaar gemeen hebben: dat we passie ervaren en pijn. Dat we verdriet kennen en geluk. Dat we ergens door overweldigd kunnen raken of juist wanhopig. Dat we allemaal op deze aarde beland zijn en dat we allemaal ooit weer gaan. Hoe we dat leven goed invullen? Voor ieder dezelfde uitdaging. Wat daarvoor of daarna komt een zaak van hoop of geloof.
Ik las: ‘Een Jihad van Liefde’, van Mohamed El Bachiri. Deze Marokkaanse Belg verloor tijdens de aanslag in Brussel op 22 maart 2016 zijn vrouw, Loubna. Hij beschrijft zijn liefde voor zijn vrouw, de wanhopige boosheid van zijn kinderen die hun moeder verloren. Hij beschrijft de heftige vragen die de aanslag oproept; temeer omdat het werd gepleegd vanuit religieuze motivatie; Mohamed’s eigen religie. Hoe leg je dat uit? Hoe ontwar je die knoop van schijnbare tegenstellingen: liefde en vrede, haat en geweld?
Wat hij schrijft, wil ik jullie meegeven. Voor de kerstperiode: “Laten we verder gaan vanuit het hart en de rede, met een overtuiging, of die nu religieus is of niet. Laten we liefde aanboren, die onuitputtelijke grondstof, die uit het hart komt en niet uit de bodem.”
Monique Ratheiser,
docent Journalistiek